Het fenomeen Gaddafi

KIJK-redactie

04 februari 2011 13:00

Tussen alle grijze muizen van de internationale politiek lopen enkele opvallende figuren rond. We zien ze regelmatig in het nieuws en verbazen ons over hun daden en uitspraken. Maar wie zijn deze mensen nu echt? Wat drijft hen? En hoeveel macht hebben ze eigenlijk? Deze maand: het Libische fenomeen Muammar Gaddafi.

Er bestaan zoveel variaties op de spelling van zijn familienaam dat we die in dit artikel elke keer anders zouden kunnen schrijven. Je komt bijvoorbeeld Qaddafi, Gadhafi, Khaddafi of al-Qadafi tegen, maar ook Khadafy, Gheddafi, Qadhdhafi of Al-Kaddafi. En op zijn website staat Al Gathafi. Zijn voornaam wordt onder andere gespeld als Mo’ammer, Moamar, Muammer of Moamer. Wij houden het op de vrij algemeen gehanteerde combinatie Muammar Gaddafi.

Die namenkwestie is slechts van een van de talloze verwarrende zaken rond de man die op 7 juni 1942 ter wereld kwam bij de stad Sirte, in wat toen de Italiaanse kolonie Libië was. In Noord-Afrika woedde op dat moment oorlog: Italianen en Duitsers vochten er tegen Britten en Fransen. Het gebied wemelde van de vreemde militairen. Er bestaat daarom een verhaal dat een Franse jachtvlieger genaamd Albert Preziosi de biologische vader van Muammar Gaddafi was.

In Gaddafi’s officiële biografie wordt natuurlijk geen melding gemaakt van dit gerucht, dat ook wel erg onwaarschijnlijk is. Want Muammar Gaddafi stamt uit een gezin van nomaden dat in de omgeving van Sirte met schapen en kamelen rondtrok. Als enige zoon mocht hij in Sirte naar school. Door de week sliep hij, omdat er geen geld was om hem ergens anders onder te brengen, in de moskee. In het weekend keerde hij te voet naar de ouderlijke tent terug.

Toen Muammar veertien was, verhuisde het gezin naar een echt huis in het zuidelijke Sebha, waar hij de middelbare school bezocht. Op de staatsradio van het buurland Egypte hoorde hij soms de gloedvolle toespraken van president Nasser, die een nieuw Arabisch zelfbewustzijn belichaamde en een heel dikke middelvinger naar het westen had opgestoken door in 1956 het Suezkanaal te nationaliseren. Daar kon het slappe Libië wat Muammar betrof een voorbeeld aan nemen.

Dit is het eerste gedeelte van een artikel uit KIJK 3/2011, in de winkel van 11 februari tot en met 10 maart. De tekst werd geschreven door Leo Polak.

Meer informatie:

Beeld: EPA/ANP