Wat maakt de Nieuw-Caledonische kraai zo slim?

André Kesseler

03 februari 2011 10:00

Dat kraaien slimme beesten zijn, is bekend. Maar hoe kan dat? Wetenschappers denken dat opvoeding een belangrijke rol speelt.

De Nieuw-Caledonische kraai (Corvus moneduloides) spant de kroon. Deze dieren gebruiken blaadjes, takjes en stukjes touw als werktuigen om een bepaalde klus te klaren. En ze zijn zelfs zo slim dat ze een stukje draad tot een haakje kunnen buigen waarmee ze bijvoorbeeld een beetje voer uit een fles kunnen peuteren:

Wetenschappers van de Universiteit van Auckland deden drie jaar lang onderzoek naar de dieren. Volgens hen leren de dieren op dezelfde manier als mensen en zijn tijdens de opvoeding dezelfde factoren van belang. Een stel liefhebbende ouders die het juiste voorbeeld geven, positieve feedback verzorgen, daarnaast geduldig zijn maar tegelijkertijd doortastend optreden… Het gebeurt onder Nieuw-Caledonische kraaien allemaal. Jongen blijven bovendien maar liefst twee jaar bij hun ouders; veel langer dan vogels gemiddeld doen. En de band tussen de beide ouders is ook enorm sterk.

Maar wat de onderzoekers vooral interesseerde was: waarom? Waarom is uitgerekend de vogel die slechts op een paar eilanden in de Grote Oceaan voorkomt (Nieuw Caledonië en de Loyalty-eilanden) slimmer dan al die andere zevenhonderd kraaiensoorten? Waarom zijn nou juiste deze dieren bijna even slim als chimpansees als het gaat om ruimtelijk inzicht en de kennis van hoe bepaalde dingen in elkaar zitten?

Hoofdonderzoeker Russell Gray zegt in een interview met The New York Times: “De hersenen van alle kraaiachtigen zijn relatief groot. Maar de eerste onderzoeksresultaten lijken uit te wijzen dat de hersenen van de Nieuw-Caledonische kraai nog groter zijn.” En dat geldt vooral voor de hersendelen waar creativiteit en associatief leren zijn ondergebracht. Wat volgens Gray ook helpt, is dat hun snavel veel beweeglijker is dan de overige kraaiensoorten.

Meer lezen over kraaien? Zie de rubriek ‘In 5 minuten kraaiachtigen’ in KIJK 7/2010!

Bronnen: The New York Times