Waarom warme tumors zwakke tumors zijn

kijkmagazine

13 mei 2011 16:00

Nederlandse onderzoekers hebben ontdekt waarom het opwarmen van tumors helpt bij de bestrijding van kanker. Dit brengt nieuwe behandelmethodes een stap dichterbij.

De meeste behandelingen tegen kanker vernietigen het DNA van de tumor; denk aan bestraling of chemotherapie. Dat dit beter werkt als de tumor wordt verwarmd (hyperthermie) tot zo’n 40 graden Celsius, was al bekend, maar niemand wist waardóór het opwarmen helpt bij de bestrijding van de losgeslagen cellen. Tot nu. Onderzoekers van het Erasmus MC en het AMC geven namelijk een verklaring in het tijdschrift PNAS.

De wetenschappers ontdekten dat door het opwarmen van de tumorcellen het eiwit BRCA2 wordt afgebroken. Het BRCA2-eiwit speelt een belangrijke rol bij een van de reparatiemechanismes van het DNA. Als het eiwit ontbreekt, gaan cellen gemakkelijker dood omdat zij schade aan het DNA (door bijvoorbeeld chemotherapie) niet meer goed kunnen herstellen. En dat is natuurlijk erg handig in de strijd tegen tumors.

Maar de ontdekking betekent nog meer. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat een relatief kleine groep borstkankerpatiënten met een mutatie in het BRCA2-gen (met een verstoord BRCA2-eiwit en reparatiemechanisme) gevoelig zijn voor nieuwe, nog experimentele, medicijnen; zogenoemde PARP1-remmers.

Hoe zit dat dan precies, met PARP1 en BRCA2? Het PARP1-molecuul speelt ook een rol bij het repareren van DNA, maar bij een ander mechanisme. Als dat niet goed gaat, blijven er vaak zulke grote fouten in het DNA bestaan dat de cel dood kan gaan. Normaal gesproken worden deze fouten echter teniet gedaan door het BRCA2-mechanisme. Het is dus juist de combinatie van een geremd PARP1-molecuul (door de PARP1-remmers) én een verstoord BRCA2-eiwit (door genetische mutatie óf verhitting) die het ‘m doet.

De Rotterdams-Amsterdamse ontdekking dat een verwarmde tumor het BRCA2-eiwit kan verstoren, betekent dus mogelijk dat de PARP1-remmers niet alleen bij mensen met een mutatie in het BRCA2-gen kunnen helpen, maar bij veel meer patiënten kunnen worden ingezet. Of dat ook echt zo is, zal verder onderzoek moet uitwijzen…

Bronnen: Erasmus MC en AMC, PNAS