Wat doen we tegen overvolle fietsrekken bij stations?

KIJK-redactie

20 augustus 2019 12:59

fietsen fietsenstalling

Deze week is het tweede gedeelte van de fietsenstalling bij station Utrecht Centraal opengegaan. Het is de grootste stalling ter wereld: maar liefst 12.500 fietsen kunnen daar worden geparkeerd. En dat is hard nodig in een fietsland als het onze. Andere stations staan echter wel nog overvol met geparkeerde fietsen. Is daar geen slimme technische oplossing voor?

Het is bijna niet te missen. Wie in Maastricht vanuit het centrum richting station gaat, ziet het meteen: de toegang naar een enorme fietsenstalling. Het ondergrondse gevaarte werd afgelopen januari geopend door Stientje van Veldhoven, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Dat gebeurde met veel poeha en promotie – de stalling heeft een eigen website én een eigen Facebookpagina – want er was lang aan gewerkt. En toegegeven: de parkeerplaats is voorzien van allerlei moderne snufjes en kan zo’n drieduizend fietsen aan, dus het resultaat is best indrukwekkend.

Maastricht is niet alleen. Tilburg, Leeuwarden, Breda: door het hele land wordt of werd gewerkt aan nieuwe stationsfietsenstallingen. En da’s nodig ook, want de oude zijn vaak overvol. Veel pendelaars zijn bijna blij wanneer hun trein vertraging heeft – want aangezien het zo moeilijk is om een vrije plek te vinden voor het stallen van je fiets, zijn ze zelf ook vaak te laat op het perron. De afgelopen jaren werden allerlei aanpakken en innovaties geprobeerd, van hightech tot gimmicky en van simpel tot nagenoeg onbetaalbaar, maar wat werkt nu echt? KIJK dook in de bloeiende subcultuur van de treinstationfietsparkeergarages.

Kostbare grap

Het tekort aan fietsenstallingen is geen sporadische ergernis van een enkele forens, maar een structureel en groot probleem. In 2011 presenteerde het toenmalige ministerie van Infrastructuur en Milieu zelfs officieel het actieplan Fietsparkeren Bij Stations. Daarin stond dat 240 van de ongeveer 400 treinstations kampten met een ‘capaciteitsknelpunt’. Bovendien werd voor 2020 een tekort van 140.000 tot 260.000 fietsparkeerplekken voorspeld. Het Rijk trok 221 miljoen euro (inclusief btw) uit om er in negen jaar iets aan te doen – terwijl dit eigenlijk vooral een taak van de gemeentes is.

Een tussentijdse evaluatie in 2015 liet zien hoe die centjes worden gespendeerd. Het bleek dat er sinds 2012 ruim 96.000 fietsparkeerplaatsen waren gemaakt met cofinanciering van de nationale overheid. Daarbij ging het om 32.000 vervangen stallingen en 64.000 nieuwe stallingen. Maar er bleek óók dat er nog steeds 48.000 plekken te weinig waren – oplopend tot 98.000 in 2030. Omdat het overgebleven budget deze behoefte never nooit kon vervullen, besloot het ministerie opnieuw in de fietsbuidel te tasten: er werd 40 miljoen extra beschikbaar gesteld.

Natuurlijk is het ene parkeerprobleem het andere niet. Volgens sommige schattingen is er bij 50 tot 75 procent van de Nederlandse stations nog plek zat om simpelweg nieuwe stallingen neer te plempen – maar bij de overige 25 tot 50 procent is er geen ruimte beschikbaar, wil de lokale politiek het stationsgebied liever fietsvrij houden of is deze gemakkelijke oplossing al tot uitputting toe geprobeerd. In zulke gevallen, meestal in de grotere steden, is een creatievere aanpak nodig.

Win-winsituatie

Eén manier om stations minder druk te maken, is door fietsen daar weg te houden. Zo proberen sommige steden mensen ertoe te bewegen hun fiets in het centrum te parkeren. Op het Gasthuisplein in Zwolle vind je bijvoorbeeld een gastvrije stalling met 225 gratis plekken plus extraatjes zoals leenparaplu’s en leenbuggy’s, een toilet, kluisjes voor boodschappen, internet én een fietsenmaker die wat kan klussen aan je roestende ros. Zulke initiatieven helpen om nabijgelegen straten fietsloos te houden, maar liggen vaak te ver van het centraal station om ook dat noemenswaardig te ontzien.

Een alternatief was de Cyclehub, bedacht door de start-up Cycleswap. Deze onderneming bood een soort Airbnb voor fietsen: een online-platform waarop Amsterdammers voor een of meerdere dagen hun fiets konden verhuren, bijvoorbeeld aan toeristen. De Cyclehub varieerde hierop: nabij Amsterdam Amstel kwam een stalling waar je voor minstens twaalf uur een fiets mocht achterlaten, zodat die in de tussentijd betaald kon worden uitgeleend aan andere gebruikers. Minder tweewielers rond het station én een extra zakcentje voor personen van wie de fiets werd verhuurd. Een win-winstsituatie dus.

De reacties waren dan ook enthousiast toen Cyclehub in november 2015 werd gepresenteerd tijdens het technologiefestival Border Sessions. Maar al snel leek het hele concept weer vergeten. Wouter Florijn, medeoprichter van Cycleswap, vertelt ons desgevraagd waarom: in maart 2016 werd het bedrijf verkocht aan Spinlister (een Amerikaanse firma die in zo’n zestig landen een soortgelijke leen-online-een-fietsdienst aanbiedt) en door dit bedrijf is het idee nooit uitgewerkt. Gevolg: het station kent nog altijd een parkeerprobleem.

Omhoog…

Als je weinig ruimte hebt en er weinig voor voelt om fietsen weg te jagen, kun je ook effectiever omgaan met de plek die er wél is. De laatste jaren verschenen op veel plekken dan ook zogenoemde dubbellaags-stallingen: fietsenrekken waarbij je (met een al dan niet handig hefboomsysteem) twee fietsen boven elkaar kunt plaatsen. Aan de noordkant van station Tilburg wordt momenteel bijvoorbeeld gebouwd aan een tweevloersgarage vol dubbele rekken die (samen met de al aanwezige stallingen) zo’n 7750 tweewielers kan opvangen.

Of je gaat nog hoger. Bij de Rotterdamse metrohalte Meijersplein staat de FietsDock, een torentje van 10 meter met een automatische fietsopruimer. Je rijdt je velo een laadbak in en een liftsysteem plaatst die vervolgens in een stellage vol fietsvakken – waar hij ook weer wordt uitgevist als je hem komt ophalen. Vergelijk het met een laadsysteem in een magazijn, maar met fietsen in plaats van, eh… magazijndingen. Het is echter nog te vroeg om het concept te beoordelen: de FietsDock is vorig jaar geplaatst, en de verlengde proefperiode loopt nog.

…en omlaag

In Amsterdam werd nog iets anders bedacht. Bij het Tolhuisplein ging men niet omhoog, maar juist omlaag. Ingenieursbureau Lo Minck Systemen plaatste er een ondergrondse fietsparkeerautomaat. Wanneer je je voorwiel in een houder chauffeert, blaast er in die houder een luchtzak op waardoor je wiel wordt klemgezet en je fiets stevig vastzit. Daarna wordt je vervoermiddel automatisch naar een kelder gesleept, waar hij verticaal hangt te wachten op je terugkeer. Het gebouwtje kan vijftig fietsen kwijt, maar het ontwerp is in principe nog uit te breiden.

Bijna was dit ook gebeurd. De Amsterdamse gemeenteraad heeft een poosje gesteggeld over een soortgelijke fietsenstalling onder het Muntplein. In een 30 meter diepe boorschacht van de Noord/Zuidlijn zou een automatische stalling van acht verdiepingen komen, met op elke vloer plaats voor achttien fietsen. Maar er ontstond onduidelijkheid over de kosten – de rekensom van de bedenkers kwam tot 6,5 ton, en die van de politiek zat tussen de 1,4 en 2,7 miljoen – en het project werd afgeschoten.

Weesjes dumpen

Zelfs als je parkeerplaatsen uitbreidt, fietsers wegpest en stallingen verstopt in hightech-torens of -kelders, is er geen garantie op genoeg plek. Een terugkerend probleem zijn namelijk de zogenoemde weesfietsen: fietsen die op openbaar terrein gestald staan en al langere tijd niet meer zijn gebruikt (aldus het officiële Handboek weesfietsen, gemaakt in opdracht van de NS en het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat). Volgens schattingen wordt wel 20 procent van de stallingen permanent in beslag genomen door weesfietsen. Als je die loost, is er meer plek voor fietsen die wél worden gebruikt.

Een eerste manier om weesfietsen kwijt te raken, is een HBF-systeem. Die afkorting klinkt heel spannend, maar staat gewoon voor Handhaven en Benutten Fietsenstallingen. Bij een HBF-systeem wordt de garage uitgerust met sensors die binnenkomende tweewielers registreren. Zo wordt bijgehouden waar in de stalling nog plek is (zodat nieuwkomers niet hoeven te zoeken) en hoelang fietsen worden geplaatst (zodat weesexemplaren kunnen worden opgespoord en gedumpt). Onder meer in Delft, Zutphen en Nijmegen lopen proeven rond deze technologie – met in totaal ruim 21.000 HBF-uitgeruste rekken.

Een tweede manier om weesfietsen te ontmoedigen, is via de portemonnee: bedreig achterlaters van ongebruikte rijwielen gewoon met hoge kosten. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Mensen betalen immers niet graag voor een stalling – dus zodra een garage geld vraagt, zal de verleiding tot en de chaos van illegaal wildparkeren waarschijnlijk enorm dalen. Op enkele stations is daarom een tussenvorm ingevoerd: je scant je ov-chipkaart als je een fiets plaatst, maar er wordt pas saldo afgeschreven wanneer die langer dan 24 uur aan één stuk blijft staan.

Op papier zien beide insteken er aannemelijk uit. Maar voorlopig blijft het daar helaas ook bij. Een snelle evaluatie van het eerste-24-uur-gratisproject bij Jaarbeursplein Utrecht lijkt bemoedigende resultaten te geven – maar de tests met HBF-systemen en aangepaste betaalregimes zijn eigenlijk nog gewoon te pril. Er zijn, in de woorden van het betrokken adviesbureau Kwink Groep, simpelweg “onvoldoende monitoringscijfers beschikbaar om generaliseerbare uitspraken te kunnen doen”. Oftewel: jammer de bammer, maar eigenlijk weet niemand of deze geweldige ideeën ook echt werken.

En nu?

Het tekort aan fietsparkeerplekken is dus niet alleen een groot probleem, maar ook een probleem dat zich lastig laat oplossen. Eenvoudigweg meer stallingen plaatsen, is niet overal mogelijk. Ludieke constructies als de Cyclehub worden niet altijd doorontwikkeld. Technologische innovaties in de hoogte of diepte zijn poepieduur. En toegankelijkere suggesties zoals HBF-systemen of betaalprogramma’s lijken veelbelovend, maar hebben hun effectiviteit nog niet kunnen bewijzen. Er is, met andere woorden, nog wel wat werk aan de fietsenwinkel.

Dat blijkt ook uit onderzoek. De Fietsersbond presenteerde afgelopen november de resultaten van een enquête onder 2493 personen waaruit bleek dat het één op de vijf fietsende treinreizigers niet altijd lukt een stallingsplek te vinden. En het ontbreken van voldoende (bewaakte) stallingen was voor ruim een derde van de niet-fietsende forensen de reden waarom ze niet trappend naar het station gaan. Ook nu, over de helft van het actieplan Fietsparkeren Bij Stations, is het nog steeds een uitdaging om je stalen ros te stallen.

Binnenkort zie je misschien van alles gebeuren op jouw lokale station. Nieuwe rekken, stallingen met sensors, betaalpoortjes, torens en kelders, of andere initiatieven. Maar alleen als je je ogen openhoudt. Want ondanks de gloednieuwe parkeergarage – inclusief dubbellaags-rekken, HBF-systeem én eerste-24-uur-gratisconcept – stapelen de fietsen zich nu alweer op rond het station van Maastricht. Kennelijk mag ook de fietser zelf soms wat beter opletten: er is lang gewerkt in de Limburgse hoofdstad, maar je moet het wel willen zien. Het is bijna niet te missen.

Dit artikel staat ook in KIJK 7/2018.

Tekst: Rik Peters

Openingsbeeld: Berlinda van Dam/Hollandse Hoogte

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK