‘De Egyptisch Museum-inbraak was geen wilde actie’

André Kesseler

14 december 2011 13:00

Huub Pragt

Volgens egyptoloog Huub Pragt zou de vrouw van Moebarak weleens achter de inbraak in het Egyptisch Museum kunnen zitten. KIJK vroeg hem waarom hij dat denkt.

KIJK: In uw nieuwste boek, Kunstroof in Egypte, voert u een hooggeplaatste persoon op die u Rosanna Moebariz noemt. Er is niet veel fantasie voor nodig om te achterhalen wie u bedoelt: de vrouw van de onlangs verdreven leider Moebarak. Waarom beschuldigt u haar van het aanzetten tot roof?

Huub Pragt: “Ik denk dat de inbraak in het Egyptisch Museum op 28 januari 2011 in Caïro, dus tijdens de opstand tegen het regime van Moebarak, geen wilde actie was van een stel opstandelingen. Er zijn heel duidelijke aanwijzingen dat iemand daar opdacht voor heeft gegeven. De 29 voorwerpen die nu nog worden vermist, komen uit de Amarnaperiode: de tijd van Nefertiti en Achnaton (circa 1350 voor Christus – red.). De vrouw van Moebarak heeft haar voorliefde voor objecten uit deze periode nooit onder stoelen of banken gestoken. Zo schreef ze maar al te graag het voorwoord voor boeken die over die periode gingen.”

Maar dat wil nog niet zeggen dat zij het gedaan heeft, toch?

“Als je bekijkt hoe die inbrekers te werk zijn gegaan: ze hebben de topstukken van Toetanchamon onaangeroerd gelaten en in die zaal slechts een vitrine kapotgemaakt waarin grote houten beelden stonden. Die hebben ze vervolgens als hamer gebruikt om in een andere zaal vitrines kapot te slaan. Daaruit hebben ze, om het op een inbraak te laten lijken, wat houten en bronzen beelden genomen en op de grond gegooid. De veel kwetsbaardere aardewerken voorwerpen zijn onaangeroerd gelaten. Waarschijnlijk omdat hout en brons, als het al kapot gaat, makkelijk te restaureren is. Dat past allemaal niet in het beeld van woedende demonstranten die willekeurige vernielzucht tentoonspreiden. En omdat er voornamelijk stukken weg zijn uit de Amarnaperiode, denk ik dat er een heel duidelijke opdracht achter heeft gezeten, met als bijkomend doel om de opstandelingen in diskrediet te brengen.”

Dit is een fragment van een interview, te vinden in KIJK 1/2012. Dit nummer ligt in de winkel van 16 december 2011 tot en met 12 januari 2012.