‘Ik werk dan wel met dode dieren, maar ik heb echt een mooi vak’

Naomi Vreeburg

29 juli 2024 09:00

Lonneke IJsseldijk onderzoekt een bruinvis op haar snijtafel.

Lonneke IJsseldijk onderzoekt een bruinvis op haar snijtafel. Beeld: Joop Fama/Utrecht University.

Vanaf haar jeugd is Lonneke IJsseldijk al gefascineerd door zeezoogdieren. Het voelt daarom bijna als haar roeping dat de bioloog nu werkt met de bruinvis, een kleine maar mysterieuze walvisachtige die haar na jaren van onderzoek nog altijd niet loslaat.

Misschien heb je het ooit in het echt mogen beleven of op een filmpje gezien: dolfijnen die voor of naast een boot het water uit springen. Een prachtig gezicht natuurlijk. De sociale beesten staan bij veel mensen dan ook niet geheel verrassend bovenaan het lijstje met favoriete zeezoogdieren.

Een stuk introverter, maar minstens zo interessant, zijn de bruinvissen. Deze zeezoogdieren zwemmen rond in de wateren van het noordelijk halfrond en zijn de kleinste tandwalvissen (een onderorde van dieren waar ook de dolfijn en potvis toe behoren) van de Noordzee. Ze kunnen een maximale lengte van ongeveer 1,80 meter en een gewicht van 65 kilo bereiken. En dat komt goed uit voor bioloog Lonneke IJsseldijk: “Door dit kleine formaat kun je het dier makkelijk optillen, meevoeren en op de snijtafel leggen.”

Lees ook:

2000 bruinvissen op de snijtafel

Bruinvissen stranden geregeld; per jaar worden alleen al aan de Nederlandse kust zo’n vijfhonderd tot zeshonderd stuks aangetroffen. IJsseldijk doet aan de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht al ruim tien jaar onderzoek naar deze aangespoelde dieren en heeft inmiddels meer dan tweeduizend dode bruinvissen op haar snijtafel gehad. Uitgerust met een rode overall, rubberlaarzen en een schort, en gewapend met een scalpel probeert ze de geheimen van de kleine zeezoogdieren te ontrafelen om de soort en daarmee de oceaan uiteindelijk te helpen.

De liefde voor zeezoogdieren zat er al vroeg in, vertelt de bioloog. “Op de basisschool wilde ik heel graag dolfijnentrainer worden, net als wel meer kinderen die met hun ouders naar het dolfinarium gaan.” Op latere leeftijd kwam bij IJsseldijk het besef dat dieren eigenlijk niet in gevangenschap horen te leven, en veranderde haar beoogde beroep van dolfijnentrainer in dolfijnenonderzoeker.

Dit is het begin van het interview met Lonneke IJsseldijk. Het hele artikel lees je in KIJK 8/2024. Bestel deze editie in onze webshop, of eenvoudig via de knop hieronder.