Jarenlang onderzoek naar dinopoep onthult het succes van planteneters

Roeliene Bos

29 november 2024 09:00

langnekdino's, dieet is achterhaald met gefossiliseerde dinopoep

Wil je weten wat dinosauriërs aten? Dan zul je gefossiliseerde poep moeten onderzoeken. En dat is precies wat een internationaal team van paleontologen heeft gedaan. 

Het dieet van een uitgestorven diersoort onderzoeken, is knap lastig. Levende dieren hoef je alleen maar te observeren. Maar in het geval van een dinosaurus bijvoorbeeld, ben je aangewezen op fossiele resten van de spijsvertering, zoals poep. 

Fossielen zijn schaars, en dus kan het lang duren om genoeg onderzoeksmateriaal te vinden om solide conclusies te trekken. Maar na 25 jaar is het wetenschappers gelukt om 532 bromalieten (fossiele spijsverteringsresten) te verzamelen in Polen. De resten stammen uit het Laat-Trias (ongeveer 200 miljoen jaar geleden).

Een internationale groep paleontologen, onder meer uit Zweden en Polen, publiceerde zijn bevindingen over de poep in Nature

Lees ook:

Dinopoep onderzoeken 

Het onderzoeksmateriaal van de paleontologen bestond uit gefossiliseerde poep, darmresten en oprispingen (denk aan uilen en katten die bewust hun maaginhoud eruit gooien). Ook botresten met duidelijke sporen van vraat en bijtsporen werden meegenomen. Daarna was het een kwestie van uitvogelen welke bromaliet bij welke dino hoorde. 

Martin Qvarnström, de leider van het onderzoek, omschrijft hun opdracht als ‘echt detectivewerk’ in een persbericht. Ze keken bijvoorbeeld naar het uiterlijk van de resten, zoals de grootte en de vorm. De dinodrollen die het meest op elkaar leken, werden bij elkaar gelegd. 

Maar dat twee drollen op elkaar lijken, wil natuurlijk niet zeggen dat ze ook echt van hetzelfde dier komen. Daarom sorteerden ze de resten ook op hun inhoud en vergeleken ze ze met andere poepfossielen uit dezelfde periode. Daarna kon de meest waarschijnlijke dino worden aangewezen.

Varens en houtskool

Om erachter te komen wat zich precies in de resten bevond, werd gebruik gemaakt van geavanceerde scanners. De onderzoekers zagen onverteerde voedselresten, planten en prooidieren verschijnen. Zo werden er kevertjes gespot, maar ook vissen en kapotgebeten botten.

In de spijsverteringsresten van sauropoden, de plantenetende langnekdino’s, werden regelmatig drie dezelfde boomvarens ontdekt. En opvallend genoeg: houtskool. De paleontologen vermoeden dat ze dit aten om de gifstoffen in varens onschadelijk te maken. 

Planteneters passen zich aan

De resten vertellen ons ontzettend veel. Niet alleen over de voedselketen, maar ook over het ecosysteem waarin de dino’s leefden. Zo was het duidelijk dat de bromalieten in de loop van de tijd toenamen, zowel in omvang als in diversiteit. Dat maakt duidelijk dat er steeds meer nieuwe dinosoorten bijkwamen, allemaal met hun eigen voedingspatroon

Kleine, opportunistische alleseters maakten langzaam maar zeker plaats voor grote, plantenetende dinosauriërs. Zij verschenen op het toneel in de overgang van het Trias naar het Jura. In deze periode waren er veel vulkaanuitbarstingen. Dat veranderde het ecosysteem aanzienlijk. 

Hoewel het volgens de onderzoekers moeilijk is om uit te zoeken wat het directe gevolg hiervan was voor de dino-evolutie, is het duidelijk dat de planteneters hier de vruchten van plukten. Zij bleken beter in staat zich aan het veranderende landschap aan te passen. 

Grzegorz Niedźwiedzki, een van de onderzoekers, beschrijft hun succes als volgt: “De manier om uitsterving te voorkomen, is om heel veel planten te eten. En dat is precies wat de vroege plantenetende dinosauriërs deden. De reden van hun evolutionaire succes is hun liefde voor groene en verse planten.” 

Bron: Nature, Uppsala Unversity via EurekAlert!

Beeld: Marcin Ambrozik

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK! 

Reageren? Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *