‘Linkshandigen zijn belangrijk voor de wetenschap’

KIJK-redactie

31 maart 2014 13:00

Roel Willems

De hersenwetenschap moet meer onderzoek doen naar linkshandigen, vind neuroloog Roel Willems. KIJK sprak met hem.

Zo’n 10 procent van de bevolking wordt bij sommige onderzoeken al bij voorbaat uitgesloten van deelname aan onderzoek: hun linkshandigheid veroorzaakt immers ruis in de resultaten, en dat vinden wetenschappers maar knap onhandig. Niet slim, vindt neuroloog Roel Willems van het Donders Institute for Brain Cognition and Behaviour (Radboud Universiteit Nijmegen).

KIJK: U vindt dat er meer hersenonderzoek moet worden gedaan onder linkshandigen?

Roel Willems: “Inderdaad. Samen met enkele collega’s heb ik daarover een artikel geschreven in Nature Reviews (PDF). Wij stellen dat linkshandigen belangrijk zijn voor wetenschappers, óók als die niet specifiek geïnteresseerd zijn in het thema linkshandigheid. Als je bijvoorbeeld onderzoek wilt doen naar hoe de hersenen emoties op gezichten in de omgeving herkennen, kunnen linkshandigen je daar veel over vertellen.”

Toch worden linkshandigen vaak geweerd bij hersenonderzoek. Waarom?

“Het is eigenlijk een beetje een traditie in ons vakgebied. Van oudsher zijn hersenwetenschappers bang voor verschillen in lateralisatie. Aangezien handvoorkeur makkelijk is te testen, worden linkshandigen daarom vaak bij voorbaat al buiten het onderzoek gehouden. Maar ze worden soms ook achteraf uit de analyse gelaten, als hun resultaten te zeer afwijken van de resultaten van rechtshan­digen. Dat is een groot probleem in mijn soort werk: wij zijn gewend aan groepsanalyses, waarbij de statistiek je beloont als de proefpersonen erg op elkaar lijken. In jargon kun je zeggen dat de afwijkingen van linkshandigen ons ‘ruis’ opleveren. Je kunt echter ook zeggen dat die afwijkingen juist interessant zijn. En dan is het geen ruis meer, maar een bevinding: de verschillen kunnen je iets vertellen.”

Wat wilt u dan precies: meer specifiek onderzoek naar linkshandigen, of meer linkshandigen betrekken bij regulier onderzoek?

“Beide kunnen waardevol zijn. De eerste aanpak, meer onderzoek naar linkshandigen, is het vaakst gedaan. Een mooi voorbeeld daarvan komt van mijn voormalige collega Daniel Casasanto. Hij liet proefpersonen steeds twee vreemde, niet-bestaande figuurtjes zien, en vroeg vervolgens welke van deze ‘Fribbles’ het mooist of het eerlijkst of het intelligentst was. Een absurde taak – maar wel een taak die aantoonde dat rechtshandigen de positieve eigenschappen vaker toeschreven aan de rechterpoppetjes, en linkshandigen vaker aan de linkerpoppetjes. Een interessant gegeven, dat alleen werd ontdekt door rekening te houden met de handvoorkeur van de deelnemers.”

Dit is een fragment van een interview te vinden in KIJK 5/2014. Dit nummer ligt in de winkel van 3 tot en met 30 april.

Tekst: Rik Peters

Foto: Nina Davids