‘Een onbeduidend soepbotje’

KIJK-redactie

20 juli 2015 11:00

Kees Moeliker

Bioloog en conservator Kees Moeliker over mensen die overal een gefossiliseerd overblijfsel in zien.

In het Natuurhistorisch Museum Rotterdam houd ik elke eerste woensdagmiddag van de maand ‘Het Natuurspreekuur’. We nodigen bezoekers dan uit om met hun schelpen, schedels, fossielen en andere natuurvondsten langs te komen. Ik probeer die spullen vervolgens te benoemen. Kinderen zijn natuurlijk de leukste klanten. Ook al komen ze langs met een onbeduidend soepbotje, ze gaan naar huis met meer kennis over de anatomie van het vogelskelet waarin ze het kippenkluifje zelf hebben kunnen opzoeken.

Er zijn ook lastige klanten; meestal oudere mannen met een steen in een plastic tasje. Ze vertellen mij onmiddellijk wat het is: een kaakbot van een sabeltandtijger, een dinosaurustand of een versteende hyenadrol. Maar hoe goed ik ook kijk, het zijn geen gefossiliseerde overblijfselen van wat dan ook. Meestal vertrekken ze – boos – naar de volgende deskundige die ze uit de droom zal proberen te helpen.

De Japanse onderzoeker Chonosuke Okamura pakte dat anders aan. Hij vond onder de microscoop in slijpplaatjes van 425 miljoen jaar oud kalksteen uit het Nagaiwagebergte het bewijs dat alle nu bekende gewervelde dieren afstammen van organismen die er hetzelfde uitzagen, maar niet groter waren dan een paar millimeter. Niemand geloofde hem, dus gaf hij zelf een serie boeken uit, getiteld Original reports of the Okamura Fossil Laboratory.

Daarin beschrijft hij – netjes volgens de regels van de biologische naamgeving – gefossiliseerde minigorilla’s, minikamelen, minivissen, minihonden, mini-eenden en niet te vergeten de minimens (Homo sapiens minilorientalis).

De publicatie waarin Okamura de minimens introduceerde, is geïllustreerd met honderden foto’s. Op sommige afbeeldingen herkent hij gelaatsuitdrukkingen, zoals die van een vrouw die pijn lijdt nadat ze levend is begraven in kokende modder. Voor deze inzichten won Okamura in 1996 de Ig Nobelprijs voor biodiversiteit. In 2014 ging de Ig Nobelprijs voor neurowetenschappen naar Canadese en Chinese wetenschappers voor hun publicatie Seeing Jesus in toast (Cortex, april 2014), waarin zij feitelijk uitleggen wat Okamura bezielde.

Kees Moeliker stond met zijn column in elk nummer van KIJK. Deze tekst werd gepubliceerd in KIJK 2/2015.

Lees hier de column van Moeliker die in KIJK 1/2015 stond.

Beeld: Studio 5982