‘Ik zit vast in het konijnenhol’

KIJK-redactie

31 december 2015 16:00

KIJK-columnist en gamejournalist Niels ’t Hooft over de kunst die programmeren heet.

Ik ben altijd geboeid geweest door hoe dingen in elkaar zitten. Dat oneindige konijnenhol waarin je steeds weer lagen dieper kunt gaan. Misschien dat ik daarom als een blok viel voor videogames: ik snapte wel dat iemand Super Mario had getekend, maar hoe werd hij vervolgens tot leven gewekt? Dat was het witte konijn dat me naar binnen lokte.

Jaren geleden wilde ik het raadsel ontwarren. Ik deed mee aan iets wat de Global Game Jam heet. In 48 uur maakte ik een game met een groepje onbekenden. Of eigenlijk: ik keek toe hoe zij een game maakten. En ik begreep al snel dat ik bij de programmeurs moest zijn. Zij spraken over variabelen en functies en sinussen van radiussen. Codetaal voor iets ongelooflijks, zo leek het.

Er zat weinig anders op: ik moest zelf leren programmeren. Ik volgde online-tutorials en pakte een halve programmeerles mee op de Hogeschool van Amsterdam. Maar er kwam pas beweging in toen ik een vaste avond inlaste om aan hobbyspelletjes te knutselen.

Ik heb geen aanleg voor programmeren, merk ik aan het kraken en piepen van mijn brein. Maar ik begin de taal van programmeurs te spreken en ben software gaan waarderen als mini-universumpjes vol virtuele tandwielen die precies op elkaar inhaken. Waardoor alles vastloopt als je iets nét niet goed opschrijft; de computer denkt nooit met je mee.

Ik weet nu ook dat ik het mis had. De programmeur mag dan digitale werkelijkheden scheppen, maar er is nul ervaring als die niet is verzonnen door de gamedesigner.

Wat nu? Ik zit vast in het konijnenhol. En ik moet nóg een vak leren.

Niels ‘t Hooft staat met zijn column in elk nummer van KIJK. Deze tekst werd gepubliceerd in KIJK 10/2015.