‘Ik dacht: hier is nog nooit iemand geweest’

KIJK-redactie

18 september 2013 11:00

Charles Moss ‘Charlie’ Duke Jr. (77) is een van de slechts twaalf mensen die op de maan hebben gelopen. In 1972 was het zijn beurt, als tiende en tevens jongste astronaut ooit. Ruim veertig jaar later heeft KIJK de buitenkans om deze levende legende te spreken.

Het is 21 april 1972, even voor half negen ’s avonds in Houston, Texas. Net als drie jaar eerder, toen Neil Armstrong en Buzz Aldrin hun afdaling naar het maanoppervlak maakten, houden de vluchtleiders bij NASA Mission Control hun adem in. Zal Orion, de maanlander van de Apollo 16-missie, het oppervlak veilig bereiken? Spanning voelen ook de piloot John Young en zijn navigator Charlie Duke bijna 400.000 kilometer verderop. Door een probleem met het moederschip Casper werd de maandlanding bijna afgeblazen. Nu zet het tweetal met zes uur vertraging en nauwelijks nog brandstof in de tanks de landing in vanaf 20 kilometer hoogte, hoger dan elke voorgaande maanmissie. Duke praat Young naar beneden. “Achthonderd voet. Houston, we schieten een beetje door […] Een paar grote keien hier, John, maar het valt mee […] Stand-by voor contact…” Na een paar zenuwslopende manoeuvres komt de maanlander tot stilstand aan de rand van een krater. Duke slaakt een kreet: “Wow!” Hij haast zich door de procedures om Orion uit te schakelen en roept dan over de radio: “Oké Houston, we zijn eindelijk geland. Fantastisch!”

Kunt u ons mee terug nemen naar dat historische moment?

“Mijn eerste reactie na de landing was een grote ‘yahoo!’. Ik schreeuwde zo hard, dat ze me in Houston ook hadden gehoord als er geen radioverbinding was geweest. Onderweg naar de maan hadden we een technisch probleem met de servicemodule. Het was ernstig genoeg voor de vluchtleiding om een abort van de maanlanding te overwegen, zoals dat bij Apollo 13 daadwerkelijk is gebeurd. Dus toen we eenmaal op de grond stonden, was de opluchting groot. Alle ellende was op slag vergeten en we waren door het dolle heen. De maan was de meest verlaten plek die ik ooit had gezien; er was geen enkel leven te bekennen. Toch vond ik het er onwaarschijnlijk mooi. Zo ver als ik kon zien waren er heuvels in alle grijstinten. En dan dat pikzwarte heelal achter de horizon; wat een contrast. Eén gedachte ging steeds weer door me heen: hier, op deze plek, is in de hele geschiedenis nog nooit iemand geweest.”

Heeft u nooit gedacht: dit zou wel eens een enkele reis kunnen worden?

“Daar dachten we niet zo over na. We hadden veel vertrouwen in ons vermogen om problemen op te lossen. Daarbij had het voertuig allemaal back-upsystemen en de vluchtleiding in Houston kon ook helpen, mocht dat nodig zijn. Toch waren er twee heel spannende momenten die me goed zijn bijgebleven. Tijdens de voorbereiding van onze landing gebruikten we foto’s van het maanoppervlak met een resolutie van 15 meter. Dus alle kraters en heuvels die minder groot waren, zagen we voor het eerst door de ramen van de Lunar Lander, toen we al aan het afdalen waren. Het tweede moment was dat van ons vertrek. De zogenoemde ascent stage van de maanlander had één motor en geen back-up. Die motor móest dus werken, anders zaten we vast op de maan. Maar uiteindelijk was de tijd er simpelweg niet om hier al te veel over te peinzen, dus deden we dat niet.”

Dit is het begin van een artikel, te vinden in KIJK 11/2013. Dit nummer ligt in de winkel van 20 september tot en met 17 oktober.

Tekst: Sander Koenen