‘Ik ben heel snel opgehouden met grappen aanleveren’

KIJK-redactie

25 mei 2012 13:00

David Saltzberg

Natuurkundige David Saltzberg is wetenschapsadviseur bij de populaire sitcom The big bang theory. KIJK interviewde hem over zijn werk.

Toen de bedenkers van de comedyreeks The big bang theory in 2006 een wetenschapper zochten om hun feitjes te checken, kwamen ze uit bij David Saltzberg (45). De hoogleraar natuurkunde aan de Universiteit van Californië (UCLA) bleek de ideale man. Niet alleen lag zijn expertise als experimenteel deeltjesfysicus dicht bij de bezigheden van de vier hoofdpersonen uit de serie, hij kon de makers ook in contact brengen met tal van bekende wetenschappers. Vijf seizoenen later is Saltzberg een onmisbaar onderdeel van de tv-hit geworden. KIJK spreekt met hem via Skype.

KIJK: Wat houden uw werkzaamheden voor The big bang theory precies in?

David Saltzberg: “Ik check wekelijks de nieuwe scripts op onjuistheden en beantwoord specifieke vragen van de schrijvers. Veel is betrekkelijk eenvoudig werk dat ik ’s avonds na het eten kan doen. Gisteravond nog, toen ik een spectaculaire ontdekking moest verzinnen waar Amy Farrah Fowler mee hoopte aan te komen. En Leonard was met een laserexperiment bezig dat ik moest invullen. Ik ga ook bijna altijd naar de opnames op dinsdagavond. Dan neem ik meestal een introducé mee uit de natuurkundige wereld, om voor te stellen aan de schrijvers. Dat kunnen studenten van me zijn, maar ook Nobelprijswinnaars. De schrijvers noemen zo iemand the geek of the week. Ik hoop altijd dat die interacties inspirerend werken.”

En dan zijn er de whiteboards.

“Ik controleer ze vlak voor de opname, om te zien of de aanwijzingen die ik heb doorgestuurd wel goed op de borden terecht zijn gekomen. Als daar een fout op staat, krijg ik de volgende dag direct honderd e-mails. Veel van de wiskundige vergelijkingen die je erop ziet, houden direct verband met het onderzoek waar de personages op dat moment mee bezig zijn. De whiteboards zijn een eigen leven gaan leiden; er zijn kijkers die ze echt bestuderen. Toen een paar jaar geleden de beroemde natuurkundige John Wheeler (onder meer bedenker van de term ‘zwart gat’, red) overleed, heb ik een van zijn theorieën op het het bord gezet. Het is heel bevredigend als daar dan reacties op komen.”

U levert geen grappen aan?

“Daar ben ik heel snel mee opgehouden. Ook humor is een wetenschap, zelfs ouder dan natuurkunde. Sommige van de schrijvers doen dat al dertig jaar, en zij vertellen mij ook niet hoe ik mijn werk moet doen. Het is voor mij ook niet in te schatten wat ze precies willen hebben, zelfs na vijf jaar meedenken niet. Ik draag dus geen feiten aan die grappig zijn of die het verhaal verder helpen. Het zijn gewoon de extra woorden die het allemaal afmaken. In het script staat dan tussen haakjes ‘science to come’. Soms willen ze specifiek iets wat onbegrijpelijk is, soms iets wat een middelbare scholier kan snappen. Ik weet ook nooit wat de schrijvers ervan oppikken als ik met ze praat of als ik ze rondleid op de universiteit. Het zijn in elk geval nooit de dingen waarvan ik van tevoren denk dat ze het zullen gaan gebruiken. Zo hebben we op UCLA een observatiekamer van waaruit we contact houden met de Keck Telescope op Hawaii. Daarmee kunnen we op afstand met de operators communiceren en in real time data analyseren; echt heel cool. Het enige wat de schrijvers daarvan overnamen, is dat het niet meer is dan een vergaderkamer met een computer erin. Dat dook op in de aflevering waarin Raj observaties maakt zonder te hoeven reizen. De schrijvers vonden dat reuzegeestig.”

Dit is een fragment van een interview, te vinden in KIJK 7/2012. Dit nummer ligt in de winkel van 1 tot en met 28 juni.

Tekst: Mark van den Tempel

Beeld: Warner Bros Television Entertainment/Greg Gayne 2012/WBEI