In het begin van de Eerste Wereldoorlog was de grens tussen het neutrale Nederland en het door Duitsland bezette België zo lek als een mandje. Daarom zette het Duitse leger er in 1915 een hoogspanningshek neer. En dat had vaak gruwelijke gevolgen.
Zowel in Nederland als België is elektriciteit in de eerste decennia van de twintigste eeuw nog een betrekkelijk onbekend verschijnsel, en al helemaal op het platteland. In de grensstreek kijken veel mensen dan ook met een mengeling van nieuwsgierigheid en angst naar de constructie die halverwege 1915 soms letterlijk in hun achtertuin verrijst: een twee meter hoog hek met draden waar naar verluidt ‘elektriek’ doorheen loopt. Zoveel zelfs dat een volwassen kerel het niet overleeft als hij ermee in aanraking komt.
Op 29 juni 1915 meldt het Rotterdamsch Nieuwsblad: “De electrische leiding langs de Belgische grens heeft thans de eerste slachtoffers gemaakt. In de buurt van Koewacht, in Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, zijn 3 mannen door den electrischen stroom gedood. De lichamen werden zwart; zelfs het geld in den zak was zwart uitgeslagen.”
De betreffende grensversperring was neergezet door het Duitse leger en moest Nederland op tamelijk brute wijze afsluiten van België. Hoe kwam deze dodelijke draad tot stand? En hoe goed werkte hij nu echt? Een reconstructie.
Dit is een fragment van een artikel te vinden in KIJK 8/2015. Dit nummer ligt in de winkel van 16 juli tot en met 19 augustus.
Meer informatie:
Tekst: Leo Polak
Beeld: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Het Leven