‘De wetenschap discrimineert op leeftijd’

KIJK-redactie

15 augustus 2013 13:00

Jack Andraka

Terwijl leeftijdsgenoten hun avonden doorbrachten in de bioscoop, besloot Jack Andraka zichzelf op te sluiten in een laboratorium. De Amerikaanse tiener wilde een nieuwe manier vinden om alvleesklierkanker te diagnosticeren – en dat is hem nog gelukt ook.

Sinds december 2012 introduceert de 16-jarige Jack overal ter wereld zijn grootste uitvinding tot nog toe: een papierstrookje dat in een kleine druppel bloed al de aanwezigheid van alvleesklierkanker kan ontdekken. Deze snelle, goedkope en betrouwbare manier van diagnosticeren vergroot de overlevingskansen van patiënten
aanzienlijk.

KIJK: Waarom houdt een tiener zich bezig met alvleesklierkanker?

Jack Andraka: “Mijn interesse voor alvleesklierkanker werd aangewakkerd door het overlijden van een familievriend. Hij was als een oom voor mij. Puur uit nieuwsgierigheid ging ik online op onderzoek uit. Daarbij ontdekte ik dat 85 procent van de alvleesklierkankerpatiënten pas laat een diagnose krijgt, waardoor de overlevingskans kleiner is dan 2 procent. Ook bleek dat de test waarmee nu wordt gediagnosticeerd ongeveer 800 dollar kost, zo inaccuraat werkt dat hij in 30 procent van de gevallen geen alarm slaat, eigenlijk al zestig jaar niet meer is verbeterd en zelden wordt besteld.”

Toen dacht je: dat kan ik beter.

“De test was waardeloos. Zozeer dat ik redelijk zeker wist dat ik hem kon verbeteren.”

Je eerste ontdekking daarbij was het belang van het eiwit mesotheline.

“Juist. Ik liep op het internet door een database van achtduizend verschillende proteïnen die in je bloed worden gevonden als je alvleesklierkanker hebt, om te kijken of daarin iets bijzonders te vinden was. Ergens in de buurt van mijn vierduizendste poging ontdekte ik inderdaad mesotheline: een heel gewoon eiwit, dat echter in zeer hoge concentraties voorkomt in het bloed van mensen met alvleesklier-, eierstok- of longkanker. En dan vooral in de vroege stadia van de ziekte, waarin de kans op overleven nog veel groter is. Mesotheline zou dus een goede biomarker voor alvleesklierkanker kunnen zijn.”

Veel mesotheline in het bloed werd dus een indicator voor alvleesklierkanker. Maar hoe spoor je dat eiwit op?

“Het idee daarvoor ontstond eigenlijk toevallig. Tijdens biologieles op high school las ik een artikel over nanobuisjes. Die zijn echt cool: ze zijn sterker dan staal, ze geleiden elektriciteit en ze zijn ongeveer 75 keer zo dun als een mensenhaar. Het zijn echt de superhelden van de materiaalwetenschap. Maar de biologieles zelf ging over antistoffen. Dat zijn moleculen die reageren op één specifiek eiwit, een beetje zoals een slot maar met één sleutel opengaat. Toen bedacht ik dat ik die twee zaken moest combineren: als ik de antistoffen voor mesotheline in een nanobuis kon weven, kon ik daarmee de mesotheline in het bloed vinden.”

Dit is een fragment van een interview, te vinden in KIJK 10/2013. Dit nummer ligt in de winkel van 23 augustus tot en met 19 september.

Tekst: Rik Peters

Beeld: Piroschka van der Wouw/ANP