De vele gezichten van het Nederlandse kolonialisme

KIJK-redactie

03 februari 2012 13:00

Koloniaal verleden

Zeventig jaar geleden luidde de Japanse inval op Java het einde in van Nederland als overzeese grootmacht. Tegenwoordig klinkt er veel kritiek op ons koloniale verleden: het was allemaal uitbuiting en onderdrukking. Maar klopt die typering? En zo ja, moeten wij ons dan nu nog schamen?

Het is een van die beroemde uitspraken die nooit echt gedaan zijn. “Ik val aan. Volg mij”, zou schout-bij-nacht Karel Doorman op 27 februari 1942 hebben gezegd. Maar de werkelijke boodschap die hij die dag over laat seinen, klinkt een stuk minder dramatisch: “All ships – follow me.” In het Engels, want Doorman voert het bevel over een eskader dat uit Britse, Australische, Amerikaanse en Nederlandse schepen bestaat.

Kort daarna begint een verwoede poging om te verhinderen dat een Japanse invasievloot troepen aan land zet op de noordelijke kust van het eiland Java. Dat mislukt volkomen. De ene na de andere geallieerde oorlogsbodem wordt door de Japanners tot zinken gebracht, inclusief Doormans vlaggenschip De Ruyter, dat met de dappere schout-bij-nacht aan boord in de diepte verdwijnt.

De Japanse troepenschepen bereiken Java en hebben, net als op andere plekken in Nederlands-Indië, vervolgens weinig moeite met het verzet dat wordt geboden. Op 6 maart krijgen ze de hoofdstad Batavia in handen. Twee dagen later capituleren de Nederlandse strijdkrachten. Zo komt zeventig jaar geleden een einde aan de Nederlandse heerschappij over ‘Indië’.

Onze eeuwenlange aanwezigheid in Zuidoost-Azië en in het Caribisch gebied geldt tegenwoordig niet bepaald als de fraaiste episode uit de vaderlandse historie. Premier Balkenende zorgde een paar jaar geleden voor ophef door in de Tweede Kamer te zeggen: “Laten we optimistisch zijn. Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit. Over grenzen heen kijken. Dynamiek!” Hij doelde op de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de handelsmaatschappij die op doortastende, maar soms ook meedogenloze wijze actief was in Azië.

En vorig jaar, vlak voor Prinsjesdag, stelden de Tweede Kamerleden Mariko Peters (GroenLinks) en Harry van Bommel (SP) de beschildering van de Gouden Koets aan de kaak. Het rijtuig is namelijk versierd met een paneel, getiteld Hulde der koloniën, waarop “halfnaakte, zwarte mannen en vrouwen hun rijkdommen aanbieden aan het koningshuis”. Volgens Peters en Van Bommel herinnert dit aan “een gruwelijke periode in de Nederlandse geschiedenis”.

Ook de recente documentaireserie De slavernij oogstte uit bepaalde hoeken kritiek omdat hij “te relativerend” zou zijn. Met andere woorden: de kijker wordt niet elke vijf minuten ingewreven hoe afschuwelijk het er destijds aan toeging. Maar hoe erg was dat koloniale tijdperk nou echt? En moeten wij ons schamen voor dingen die Nederlanders honderden jaren geleden hebben gedaan?

Dit is het begin van een artikel uit KIJK 3/2012, in de winkel van 10 februari tot en met 8 maart.

Meer informatie:

Tekst: Leo Polak

Beeld: KITLV