Louwrens Hacquebord was de eerste hoogleraar arctische en antarctische studies in Nederland. Na tientallen expedities en bijna 35 jaar poolonderzoek ging hij vorig jaar met pensioen. Hacquebord is tevreden over zijn werk, maar somber over de toekomst van de poolgebieden. KIJK sprak met hem.
KIJK: Uw eerste expeditie was in 1979. Hoe verliep een poolreis in die tijd?
“Er was nauwelijks logistiek. Ik maakte een fout door te denken dat er wel een vissersschip zou zijn waarop we konden meevaren naar het noorden van Spitsbergen. Dat bleek niet het geval. Zelfs een in Noorwegen gecharterd schip kwam niet opdagen. Daar zaten we dan, een groep van zeven mensen, vast op het vliegveld van Longyearbyen op Spitsbergen. Uiteindelijk zijn we door middel van twee andere schepen en een helikopter terechtgekomen op het eilandje Amsterdam, in het noordwesten van Spitsbergen. Ver weg van alles en iedereen. Na vijf weken hebben we over de radio afspraken gemaakt met een schip dat ons weer kon ophalen. Zo ging dat toen: je vertrouwde erop dat het allemaal wel goed zou komen. Tegenwoordig heb je op een groot deel van Spitsbergen gewoon mobiel bereik. Er is ook veel meer scheepvaart, want het toerisme is sterk toegenomen. Qua logistiek is een expeditie daarheen nu geen uitdaging meer.”
Wat is uw belangrijkste bijdrage geweest aan het onderzoek naar de poolgebieden?
“Ik heb er altijd voor gepleit om niet alleen natuurwetenschappen te bedrijven in de poolgebieden, maar ook de menswetenschappen erbij te betrekken. In het International Arctic Science Committee en ook in Groningen bij het Arctisch Centrum is dat goed gelukt. We moeten de exploitatie van de polen ook vanuit de geschiedenis, de sociale wetenschappen en de antropologie bekijken. Dan krijg je een veel completer beeld van waarom het landschap er nu zo bij ligt. Bedrijven kunnen daarvan leren. De grote olieproducenten denken minder na over de impact van hun activiteiten op de natuur en de cultuur. Ze benaderen olie- en gaswinning als een technische uitdaging. Ze zijn zo gefocust op het ontwikkelen van de techniek dat ze vergeten om zichzelf morele en ethische vragen te stellen.”
In uw boek lezen we over de exploitatie van de poolgebieden aan de hand van uw expedities. Wat hoopt u uw lezers duidelijk te maken?
“Mensen moeten zich er meer bewust van worden dat de poolgebieden mooie, maar vooral kwetsbare natuurgebieden zijn. Dat ze essentieel zijn voor het voortbestaan van het systeem aarde en dat we er in het verleden erg slecht mee zijn omgesprongen. Als een zeldzaam ecosysteem eenmaal verdwijnt, komt het niet zomaar terug. Dat zie je aan de Groenlandse walvissen. Er zijn er nog enkele tientallen ten oosten en ten noorden van Spitsbergen, en er is een populatie in de Beringzee bij Alaska. Een vergelijkbare situatie heeft zich voorgedaan bij andere walvissoorten. Toch gaan Japan, Noorwegen en IJsland door met de walvisvangst en wordt er in het Noordpoolgebied nog steeds op zeehonden gejaagd. Als één ding uit mijn onderzoek duidelijk wordt, dan is het dat mensen hier niet mee stoppen uit ecologische overwegingen, maar alleen uit economische. Tegen beter weten in hoop ik dat mensen het de volgende keer anders zullen aanpakken. Maar het lijkt erop dat de oliewinning, zeker in Russisch gebied, ongecontroleerd verder zal gaan zodra de olieprijzen weer stijgen. De prijzen op de wereldmarkt zijn allesbepalend voor hoe we omgaan met onze planeet. In die zin hebben we niets geleerd van ons verleden en maken we keer op keer dezelfde fout.”
Dit is een fragment van een interview, te vinden in KIJK 4/2015. Dit nummer ligt in de winkel van 19 maart tot en met 22 april.
Tekst: Sander Koenen