Elke zondag op de KIJK-site: een legendarische gebeurtenis of een opmerkelijk vliegtuig uit de luchtvaartgeschiedenis. Deze keer: de ontwikkeling van de eerste straalmotoren ter wereld.
Hans Joachim Pabst von Ohain werkte al sinds 1934 aan een ideetje. Hoewel de propellervliegtuigen nog lang niet waren uitontwikkeld, zag Von Ohain kansen voor een ‘propellerloos’ toestel. In de jaren erna bedacht de Duitser een compressor, een verbrandingskamer, een turbine en een straalbuis.
Voor 1000 Reichsmark, waarvan de helft afkomstig van zijn oma, bouwde hij een prototype dat er bijna voor zorgde dat zijn werkplaats in vlammen op ging. Von Ohain omschreef het ding later als een apparaat “dat er meer uitzag als een heel nieuw type vlammenwerper”. Na nog wat knutselen vroeg de jonge Duitser er in 1936 patent op aan onder de titel Verfahren und Apparat zur Herstellung von Luftströmungen zum Antrieb von Flugzeugen.
Von Ohain was niet de enige die aan straalmotoren werkte. Maar omdat zijn plannen op belangrijke punten afweek van de ontwerpen van de Brit Frank Whittle, de Fransman Maxime Guillaume en de Roemeen Henri Coandă, kreeg hij een jaar later zijn patent. De ontwikkeling van de straalmotor was uit de startblokken en zou uiteindelijk via een omweg leiden tot de eerste operationele straaljager ter wereld: de Messerschmitt 262, bijgenaamd Schwalbe (zwaluw).
Hieronder zie je een 43 minuten durende documentaire over de Me 262.
In 1936 werd Von Ohain junior-assistent in het natuurkundelaboratorium van de Universiteit van Göttingen. Toen zijn baas, professor Robert Wichard Pohl, het prototype van de nieuwe straalmotor zag, nam hij contact op met vliegtuigbouwer Ernst Heinkel. Pohl vertelde hem dat het ‘garagemodelletje’ van Von Ohain nooit zou werken, maar dat het concept wel degelijk veelbelovend was. Heinkel was overtuigd en twee maanden later kreeg Von Ohain (samen met Max Hahn, de monteur die hem met het prototype had geholpen) een zak geld om zijn plannen verder uit te werken.
Maandenlang werkten de twee aan een nieuw prototype, het Heinkel-Strahltriebwerk 1 (HeS 1), dat werd gevoed door onder druk ingespoten waterstof. Het was een eenvoudig, grotendeels uit plaatwerk opgetrokken apparaat, maar al snel bleek dat de temperaturen zo hoop opliepen dat het metaal smolt. Er werd pas weer vooruitgang geboekt toen Von Ohain nieuwe branders ontwierpen en als brandstof benzine gebruikte.
Eindelijk hadden ze, zij het vijf maanden na hun Britse concurrent Whittle, een succesvol prototype gebouwd. De HeS 1 zou nooit een vliegtuig aan kunnen drijven, maar bewezen was wel dat het basisconcept werkte. En door de financiële steun van Heinkel en later van de Duitse overheid zou Von Ohain Whittle binnen de kortste keren mijlenver op achterstand zetten. Die boekte pas een beetje vooruitgang toen het Britse Air Ministry in januari 1940 een contract afsloot met de Gloster Aircraft Company om een eenvoudig toestel te bouwen (de Gloster E.28/39) dat zou worden aangedreven door de Whittle-straalmotor.
Intussen werkte Von Ohain en zijn team hard door en ontwikkelde de HeS 3 en daarna de HeS 3B-straalmotoren. Op 27 augustus 1939 maakte testpiloot Erich Warsitz in een Heinkel He 178 de eerste, door een HeS 3 aangedreven vlucht. Maar Heinkel bleef problemen houden met de ontwikkeling van de motoren en de slechte relatie met het Reichsluftfahrtministerium (RLM) hielp daar niet echt bij. De vliegtuigfabrikant slaagde er niet in om voor het eind van de oorlog een bruikbaar straalvliegtuig af te leveren.
Je zou kunnen zeggen dat Von Ohain in het verkeerde team zat. Onder leiding van de tamelijk briljante naamgever was in april 1939 ook vliegtuigbouwer Messerschmitt begonnen om op basis van Von Ohains ideeën een eigen straalmotor te ontwikkelen. En Willy Messerschmitt zou met zijn Projekt 1065 uiteindelijk een stuk succesvoller zijn.
In het begin zag het daar niet echt naar uit. De nazitop, waaronder hoofd van de Luftwaffe Hermann Göring, dacht dat de oorlog ook wel kon worden gewonnen met conventionele vliegtuigen. Op dat moment werd de oorlog uitgevochten in Noord-Afrika en diep in Rusland. Daar kon de Luftwaffe toch niet beschikken over de rechte en vlakke landingsbanen die straalvliegtuigen nodig hebben. Ook voor de verdediging van Duitsland zelf waren ze niet van erg groot belang. In mei 1942 had Arthur ‘Bomber’ Harris van de RAF voor het eerst duizend vliegtuigen ingezet om Keulen te bombarderen. Maar de Britse en Duitse toestellen waren zo traag dat ze gemakkelijk konden worden bestreden met propeller-aangedreven jachtvliegtuigen.
Eerste vlucht
Bovendien waren de geallieerde vliegtuigen gevaarlijk doordat ze ‘s nachts en in grote aantallen aanvielen. Ze opsporen was veel moeilijker dan ze vernietigen. Radar, gevechtsleiding en veel meer jagers van bestaande types stonden daarom hoger op de verlanglijst dan snelheid. En dus werd het aantal mensen dat aan Project 1065 mocht werken teruggebracht tot vijftig, zodat de rest zich kon bezighouden met de bouw van bijvoorbeeld Messerschmitt Bf 109’s.
Toch vorderde het project gestaag en op 18 juli 1942 maakte een straalaangedreven Messerschmitt 262 zijn eerste vlucht. De twee nog experimentele Junkers Jumo-004A-gasturbines onder de vleugels gaven hem de bijnaam ‘Turbo’. En de Me 262 maakte indruk. De Luftwaffe bestelde een proefserie van vijftien stuks en verdubbelde dat aantal in oktober 1942.
Een paar maanden later kwam in Engeland de Amerikaanse achtste luchtmacht op sterkte en werden de bommenwerpers, die de Duitse steden intussen ook overdag bestookten, tot ver in Duitsland geëscorteerd door P-47 Thunderbolts. En om die te bestrijden, wilde de Luftwaffe zo snel mogelijk kunnen beschikken over operationeel inzetbare Me-262’s. Maar dat was een probleem.
De prototypes leken inderdaad veelbelovend. Als hun motoren een goede bui hadden, passeerden ze in horizontale vlucht moeiteloos de 800 kilometer per uur; zo’n 250 km/u sneller dan veel van hun tegenstanders. Maar ondanks de successen hadden ze nog een lange weg te gaan. De ontwikkeling van de Jumo-004 was in 1943 op z’n best halverwege en er waren nog waslijsten aan problemen die niet even snel konden worden opgelost.
Een ervan was een probleem waar Von Ohain ook al mee kampte: de enorme hitte van de gasstraal. Om de motoren daartegen bestand te maken, waren metaallegeringen nodig, maar men kon door de geallieerde handelsblokkade niet aan de benodigde metalen als nikkel en chroom komen. Daarom werden de zes vlampijpen in de verbrandingskamer gemaakt van gewoon plaatstaal, met een laagje aluminium om snelle corrosie te voorkomen. Maar het staal was te zacht, zodat de pijpen langzaam uit model kreukelden. Na hooguit tien draaiuren werd de kans op een vastloper te groot en moest de motor totaal worden gereviseerd.
Het team van Messerschmitt werkte hard en stap voor stap werd de Jumo-004 beter, betrouwbaarder en minder afhankelijk van schaarse metalen. Maar het was Hitler zelf die door een foute beslissing roet in het eten zou gooien.
Op 26 november 1943 kreeg Der Führer de Me 262 voor het eerst te zien. Op dat moment maakt hij zich al zorgen over de mogelijkheid van een geallieerde invasie. Hij wilde die zo veel mogelijk vertragen met bommenwerpers; het liefst met door straalmotoren aangedreven Schnellbombers. En tijdens die ‘kennismaking’ met de Me 262 kreeg Hitler te horen dat er twee bommen van 250 kilo onder de Schwalbe konden worden gehangen (zie foto hieronder). Maar bij Messerschmitt concentreerden ze zich op de functie als jager, en lieten ze de ophangpunten voor bommen achterwege.
De Führer kreeg dan ook een onaangename verrassing toen hij eind mei 1944 hoge officieren van de Luftwaffe bij elkaar riep en informeerde naar de Me-262. Hitler vroeg: “Ik dacht dat we de 262 als snelle bommenwerper kregen? Hoeveel 262’s zijn er al die bommen kunnen meenemen?” Erhard Milch, verantwoordelijk voor de productie van vliegtuigen, antwoordde dat er nog geen Turbo’s als bommenwerper waren gebouwd en dat ingrijpende veranderingen nodig zouden zijn om van de Schwalbe een bommenwerper te maken.
Führerbefehl
Hitler kon zijn oren niet geloven. Vloekend en tierend eiste hij met spoed zijn straalbommenwerpers. Maar hij was laat, want twee weken later stonden de geallieerden op de stranden van Normandië. Omdat Hitler nog een tweede invasie bij Calais verwachte, vaardigde hij op 8 juni alsnog een Führerbefehl uit: De Me-262 mocht uitsluitend als bommenwerper worden gebouwd en ingezet, een order die pas in september weer werd ingetrokken.
Doordat er op het moment van het bevel in afwachting van nieuwe motoren al honderd Me-262’s klaar stonden, bleef de vertraging door het Führerbefehl beperkt. De toestellen konden niet meer worden ingezet om de invasie te voorkomen, maar wel om de geallieerde luchtaanvallen tegen te gaan. Toen de nieuwe Jumo-004-motoren (die het op dat moment maximaal 25 uur vol konden houden) klaar waren, konden ze dus heel vlot worden ingebouwd.
Uiteindelijk slaagden de Duitsers erin om negen maanden eerder dan de Britten een bruikbaar jachtvliegtuig in serieproductie te nemen. En die eerste straaljagers, waarvan er uiteindelijk zo’n 1400 werden geproduceerd en er op elk moment tweehonderd van operationeel waren, bleken behoorlijk succesvol. Met hun vier kanonnen, die veertig granaten per seconde konden afvuren, haalden ze in de laatste fase van de oorlog nog tientallen geallieerde vliegtuigen neer. De beste dag van de Schwalbes was op 31 maart 1944, toen boven Hamburg zeven Engelse bommenwerpers werden neergeschoten, en in de buurt van Zeitz nog eens veertien Amerikaanse bommenwerpers en twee jagers. De tegenstander ‘scoorde’ slechts vier Turbo’s.
De Messerschmitt 262’s komen in allerlei ‘Wat als-scenario’s’ nogal eens voorbij. Zouden ze het verloop van de oorlog hebben beïnvloed als de Duitsers een paar jaar eerder over voldoende toestellen hadden kunnen beschikken? Waarschijnlijk niet. In 1944 produceerde de Amerikaanse industrie 38.873 jagers en 35.003 bommenwerpers. Per dag vier keer zo veel als de Turbo’s er op die succesvolle 31 maart neer wisten te halen. De Me-262 was en is een heel bijzonder vliegtuig – maar geen toverwapen.
Bronnen: KIJK 1945 Special, Wikipedia, Regjo
Beeld: USAF / Sammlung Library of Congress (Bild 141) / US Army Signal Corps