KIJK-columnist en gadgetman Rik Peters over zijn hebberigheid met betrekking tot muziek.
Je verwacht misschien anders, maar ik geef niets om spullen. Ik rij in een oncool stadsautootje dat te klein is voor mijn ruglengte, ik gebruik alleen een iPhone omdat ik die gratis van iemand kon overnemen, ik heb de goedkoopste televisie op de markt, en ik draag sokken meestal twee of drie dagen achter elkaar.
Maar er is één uitzondering: muziek. Naast wat willekeurige lawaaimakers, bezit ik een Gibson Les Paul. En die gitaar jaag ik via een Boss-effectenpedaal een Marshall-versterker in. Zoals pakdragers met dure telefoons meestal weinig te zeggen hebben, zo zijn mijn instrumenten indrukwekkender dan mijn talent.
Ik zou een beter mens zijn als ik minder uitgaf aan speeltuig en meer doneerde aan goede doelen – maar toch werd ik onlangs hebberig. Om de honderdtwintigste verjaardag te vieren, presenteerde Gibson namelijk een nieuwe lijn: met blitse pick-ups, verse uitvoeringen, talloze verbeteringen, en een Min-ETune-systeem.
Dat laatste wordt soms met opgetrokken wenkbrauwen bekeken. Een zichzelf stemmende six string klinkt akelig veel als Auto-Tune, de zielloze software die valse noten live bijspijkert – en die voor veel moderne artiesten misschien nog wel belangrijker is dan hun daadwerkelijke stem of instrument.
Maar bij Gibson is het anders. Kleine motortjes stemmen fysiek de snaren van de Les Paul, maar de muzikant moet nog steeds zélf spelen. Het tunen gaat gewoon wat sneller, zodat er meer tijd overblijft voor het echte muziek maken. Verleidelijk: een iets slechter mens worden, maar misschien ook een iets betere gitarist…
Rik Peters staat met zijn column in elk nummer van KIJK. Deze tekst werd eerder gepubliceerd in KIJK 5/2014.
Beeld: Studio 5982