Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Zoeken naar een nieuwe planeet is als voetballen tegen Italianen: je denkt voortdurend dat je succes gaat behalen, maar aan het eind sta je meestal toch met lege handen. Ook nu weer denken astronomen sporen van een onbekende planeet te hebben ontdekt.
Zes van de acht planeten in het zonnestelsel kun je met het blote oog aan de hemel zien. Die zes zijn daarom al sinds de oudheid bekend. Nadat begin zeventiende eeuw de telescoop was uitgevonden, zijn er allerlei nieuwe hemellichamen waargenomen, zoals kometen, planetoïden en manen. Maar slechts twee keer werd er een nieuwe planeet ontdekt: in 1781 Uranus en in 1846 Neptunus.
Afgezien daarvan zijn astronomen er meermaals ten onrechte van uitgegaan dat ze een nieuwe planeet hadden gevonden. In 1801 wordt bijvoorbeeld melding gemaakt van een planeet tussen Mars en Jupiter. Ze noemen hem Ceres, maar al gauw blijkt dat het object wordt omringd door andere rotsblokken, zodat het uiteindelijk de status van dwergplaneet krijgt. Inmiddels staat overigens vast dat Ceres ook nooit een planeet is geweest.
Lees ook:
De opkomst en ondergang van Pluto
Begin twintigste eeuw laait de hoop onder planetenjagers weer op. Ze concluderen dat schommelingen in de baan van Neptunus veroorzaakt worden door een onbekende planeet in het uitgestrekte gebied daarachter. Deze ‘Planeet X’ wordt echter niet gevonden, en later blijken de Neptunische afwijkingen ook zonder extra planeet verklaarbaar.
In 1930 lijkt de zoektocht naar Planeet X desondanks een nieuwe planeet op te leveren. Dan wordt Pluto namelijk gevonden – en zoals velen ben ik opgegroeid met het idee dat dit de negende planeet is. Die status houdt Pluto totdat astronomen in het nieuwe millennium steeds betere telescopen krijgen en daarmee voortdurend nieuwe objecten ontdekken in het enorme gebied achter Neptunus.
De meeste van die objecten zijn niet helemaal rond, zodat ze kunnen worden weggezet als ‘planetoïden’. Maar dat geldt niet voor het in 2005 gevonden object Eris. Dat voldoet aan alle op dat moment geldende eisen voor een planeet: het is rond en draait niet om een ander object dan de zon. Bovendien is Eris groter dan Pluto. Als die laatste een planeet is, moet Eris er ook eentje zijn. En wie weet hoeveel soortgelijke objecten er nog meer zullen worden ontdekt.
Mede op advies van de in mei 2021 overleden Nederlandse sterrenkundige Kees de Jager nam de Internationale Astronomische Unie daarom een radicaal besluit. Een groot, rond object dat zelfstandig om de zon draait is voortaan pas een planeet als zijn baan vrij is van andere objecten. Zo niet, dan is het een dwergplaneet. En zo werd Pluto in 2006 gedegradeerd tot dwergplaneet.
Sindsdien vinden astronomen weliswaar duizenden planeten rond andere sterren, maar geen spoor daarvan rond onze eigen zon. Totdat er opeens toch weer een schokkende voorspelling wordt gedaan.
Planeet of wolk?
In januari 2016 publiceren de Amerikaanse astronomen Mike Brown en Konstantin Batygin een artikel in The Astrophysical Journal met de titel ‘Bewijs voor een verre reuzenplaneet in het zonnestelsel’. De astronomen hebben de planeet weliswaar niet met hun telescopen gezien, maar uit de beweging van zes kleine objecten in de buitenste regionen van het zonnestelsel concluderen ze dat ‘Planet Nine’ wel moet bestaan. De zes objecten hebben namelijk opvallend gelijke banen. Volgens Brown en Batygin wijst dat erop dat ze alle zes door een grote, onbekende planeet worden meegesleurd.
Zo’n indirecte meting is een goede methode om een nieuwe planeet te vinden. Neptunus werd bijvoorbeeld ontdekt dankzij schommelingen in de baan van Uranus. Aan de andere kant leidden de schommelingen van Neptunus weer niet tot de vondst van de ongrijpbare Planeet X.
Ook nu kan het nog beide kanten op. De afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar Planet Nine. Sommige studies bevestigen de vreemde banen van de zes objecten en ondersteunen daarmee het bewijs voor een verscholen planeet. Andere studies komen echter op basis van computersimulaties met alternatieve verklaringen voor de baanafwijkingen. In plaats van door één grote planeet kunnen die bijvoorbeeld ook veroorzaakt worden door een wolk van kleine objecten – waarmee het Ceres- en Pluto-scenario weer om de hoek komt kijken.
Planet Nine is goed verstopt
Volgens de berekeningen is Planet Nine vijf keer zo zwaar als de aarde – een joekel van een planeet dus. Je zou zeggen: kijk gewoon met een telescoop of hij er is. Maar dat is in dit geval erg lastig. Een planeet geeft immers, in tegenstelling tot een ster, zelf geen licht. Bovendien bevindt de negende planeet zich, als hij al bestaat, op een enorme afstand. Waar Neptunus 167 jaar nodig heeft voor één rondje om de zon, doet Planet Nine daar maar liefst 10.000 jaar over. Op zo’n grote afstand van de zon straalt een object nauwelijks warmte uit. Ook is het te ver weg om de zon of een andere planeet via de zwaartekracht te beïnvloeden. Kortom, het object geeft zijn aanwezigheid niet gauw prijs.
Toch schrijven Brown en Batygin in een nieuwe studie uit april 2024 opnieuw aanwijzingen te hebben gevonden voor het bestaan van een negende planeet. Hemellichamen rond Neptunus vertonen afwijkingen in hun banen. Deze hebben ze bestudeerd en computersimulaties van gemaakt. Daarmee keken ze wat deze afwijkingen kan veroorzaken. Brown en Batygin vonden meerdere verklaringen, maar schrijven dat de theorie van een negende planeet de beste is.
Maar dat is dus nog geen concreet bewijs. Misschien dat de Vera C. Rubin Observatory – een acht meter grote telescoop in Chili, die vanaf begin 2025 de hemel gaat afspeuren – daar verandering in brengt. Deze telescoop kan meer nieuwe objecten ontdekken in de buitenste regionen van ons zonnestelsel. De bewegingen daarvan geven wellicht extra aanwijzingen voor de verstopplek van de verre planeet. Hopelijk is dat voldoende om vervolgens gericht naar Planet Nine te kunnen zoeken. Maar het verleden leert dat een ontdekking nooit gegarandeerd is; planetenjagers tasten nu eenmaal altijd in het duister.
Dit is een geüpdatete versie van een artikel uit onze Vroeger & Nu-special.
Tekst: Yannick Fritschy