We vinden de wereld waarin we leven volstrekt vanzelfsprekend. Maar vul één feit anders in, en hij ziet er plots volkomen anders uit. In deze serie kleuren we elke aflevering zo’n ‘wat als…’-scenario in.
Mijn naam is Sanne de Vries. Ik woon met mijn familie in Rotterdam. Op school heb ik geleerd ik dat dit ooit een grote havenstad was. Nu is daar weinig meer van over. Want het water in de rivier staat veel te laag en tussen de haven en de zee ligt een zandvlakte die elk jaar een beetje groter wordt. Het is juni en de lente lijkt eindelijk te beginnen. Het heeft al een week niet meer gevroren. Steeds meer Nederlanders besluiten te verhuizen naar het zuiden, omdat het daar een stuk warmer is. Ik heb gehoord dat het vroeger in Nederland ook warm was; in de zomer soms wel dertig graden. Ik kan me daar weinig bij voorstellen. Nu wordt het niet warmer dan een graad of tien en duurt de winter wel zes maanden. Ze zeggen dat dat komt omdat we in een ijstijd leven. Een ijstijd die in 2013 is begonnen.
Geloof het of niet, het zou zomaar kunnen dat er nog dit jaar een nieuwe ijstijd aanbreekt. En niet eens ondanks, maar juist dankzij de opwarming van de aarde.
Wat is er aan de hand? IJstijden zijn een heel normaal verschijnsel op aarde. De afgelopen miljoen jaar kende bijvoorbeeld tien ijstijden, steeds afgewisseld door een warmere tussentijd. Zo’n combinatie van ijstijd en tussenijstijd duurt gemiddeld 100.000 jaar, maar die tijd is niet eerlijk verdeeld. De aarde doet er namelijk zo’n 90.000 jaar over om af te koelen, om in enkele duizenden jaren weer op te warmen. Dan volgt er een warme periode die gemiddeld 10.000 jaar duurt, waarna het weer af koelt. Onze huidige tussenijstijd begon ruim 10.000 jaar geleden. In dat opzicht kan het dus nooit meer lang duren voordat de volgende ijstijd zijn intrede doet.
Dit is het eerste gedeelte van een artikel uit KIJK 2/2013, in de winkel van 11 januari tot en met 7 februari.
Beeld: Andreas Tille/CC BY-SA 3.0