‘99,9 procent van taalgebruik is geen communicatie’

KIJK-redactie

03 mei 2011 13:00

Hij is 82. Zijn ideeën zijn vaak controversieel. En hij is de meest geciteerde, nog levende wetenschapper ter wereld: Noam Chomsky. KIJK had een exclusief interview met hem.

Noam Chomsky krijg je niet zomaar te spreken. Om te beginnen is hij wereldberoemd, niet alleen als taalwetenschapper maar ook als politiek schrijver en activist. Als hij dus een keer Nederland bezoekt, zoals onlangs het geval was, staan de mensen die een babbeltje met hem willen maken in de rij. Daarnaast is hij al aardig op leeftijd en kampt hij met stemproblemen, waardoor interviews met hem überhaupt maar mondjesmaat worden toegestaan. Maar, zo ontdekte KIJK, als het eenmaal is gelukt om bij hem aan te schuiven, trekt hij zich niets aan van doktersadviezen en bezorgde secretaresses, en vertelt hij honderduit. Een gesprek over taalwetenschap met de man die een grotere invloed op dat vakgebied heeft gehad dan wie ook.

KIJK: U heeft de laatste tien jaar een aantal wetenschappelijke artikelen gepubliceerd over de evolutie van taal. Maar in een interview uit 2002 zei u dat het complete onzin was dat iedereen daarover schreef. Waarom vond u dat?

Noam Chomsky: “Veel van wat mensen taalevolutie-onderzoek noemen, gaat eigenlijk over communicatie en daarmee zitten ze op het verkeerde spoor. En het idee heerst, zelfs onder wetenschappers, dat evolutie geleidelijk moet verlopen, stapje voor stapje; je zou geen grote sprongen kunnen maken. Dat is helemaal niet waar. Er zijn binnen de evolutionaire biologie veel voorbeelden van kleine veranderingen die enorme effecten hadden, maar volgens de eerdergenoemde mythe over evolutie kan dat helemaal niet. En als je taal puur als communicatie ziet, kun je bedenken dat dit daar ook voor geldt. Want elke soort communiceert, de mens inbegrepen, dus misschien zit daar ook een langzaam verloop in. Maar er is weinig reden om een langzaam verlopende evolutie aan te nemen, en voor de evolutie van taal klopt het vrijwel zeker niet.”

Zegt u nu dat taal niet in eerste instantie is ontstaan voor communicatie?

“Zeer waarschijnlijk niet. Bacteriën communiceren. Elk organisme communiceert. Uiteraard wordt taal ook daarvoor gebruikt. Maar het meeste taalgebruik heeft niets met communicatie te maken; dat is puur introspectief. Ga maar na: er gaat geen minuut voorbij zonder dat je denkt en dus inwendig tegen jezelf ‘praat’. Dat is geen communicatie, en dat is bijna 99,9 procent van het taalgebruik.”

Hoe ziet uw eigen visie op taalevolutie eruit?

“Er is weinig informatie, maar genoeg om enkele conclusies te suggereren. Uit archeologische gegevens kun je enigszins opmaken wanneer er uitbarstingen van creativiteit plaatsvonden. De huidige mensheid stamt af van een kleine groep uit Afrika, volgens verschillende schattingen van tussen de 50.000 en 100.000 jaar geleden. Als je nog eens 100.000 jaar teruggaat, is er geen enkele aanwijzing voor zoiets als taal. Waarschijnlijk was er ergens binnen de afgelopen 100.000 jaar –  in evolutietermen is dat niets, een oogwenk – een enorme toename van creativiteit, die soms de Great Leap Forward (de grote sprong voorwaarts – red.) wordt genoemd. Over het algemeen wordt aangenomen dat die samenviel met het ontstaan van taal. Dat schiep namelijk mogelijkheden voor allerlei dingen die rond die tijd opdoken, zoals het gebruik van symbolen, complex gereedschap en ingewikkelde sociale afspraken.

“Sinds de mens ongeveer 50.000 jaar geleden uit Afrika tevoorschijn kwam en zich verspreidde over de wereld, is er geen evolutie van het taalvermogen geweest. Dat kunnen we met vrij grote zekerheid zeggen. Als je een baby neemt van een of andere stam uit Papoea-Nieuw-Guinea die de laatste 40.000 jaar geen contact heeft gehad met onze voorouders, en je brengt hem naar Amsterdam, dan zal hij net zoals jij spreken. En andersom zou jij net als hij spreken als je als baby naar Papoea-Nieuw-Guinea was gebracht. Er is discussie over de vraag of mensen in verschillende golven uit Afrika zijn gekomen, maar het taalvermogen van degenen die wellicht 100.000 jaar geleden al vertrokken, is hetzelfde als dat van degenen van 50.000 jaar geleden. Ook dat wijst erop dat er geen evolutie was in de tussentijd. Er is dus in een uiterst korte periode iets gebeurd, en dat is daarna blijkbaar nooit veranderd. Waarschijnlijk is er een heel kleine nieuwe verbinding in de hersenen ontstaan; een kleine mutatie die leidde tot een onveranderlijk taalvermogen. Dat betekent dat we op zoek moeten naar basiseigenschappen van taal die, net als een sneeuwvlok, perfect zijn, want ze zijn ontstaan volgens de wetten van de natuur.”

Dit is een fragment van een interview, te vinden in KIJK 6/2011, in de winkel van 6 mei tot en met 2 juni. De tekst werd geschreven door Arlette Sjerp.

Beeld: Duncan Rawlinson/CC BY-SA 2.0