Schrijver en KIJK-columnist Ronald Giphart over het wetenschappelijk onderzoek naar coup de foudre, oftewel: liefde op het eerste gezicht.
Het was koude novemberavond. Een jongeman kwam een café binnen waar hij een blind date had met een jonge studente. Hij was een beetje gespannen en de studente ook. Ze zagen elkaar. Een vonk sloeg over.
Coup de foudre (blikseminslag), zoals het fenomeen ook heet, is gehuld in de nevelen der romantiek. Lust op het eerste gezicht komt veel vaker voor, maar slechts weinig one night stands lopen uit op thousand+ night love.
De verschillende onderzoeken naar de pijlen van Cupido spreken elkaar tegen. Volgens de een gelooft twee derde van de mensen dat liefde op het eerste gezicht wel degelijk mogelijk is, maar andere onderzoekers beweren dat 89 procent van de mensheid er juist niet in gelooft. Beide kampen zijn het er wel over eens dat het verschijnsel geen vrouwelijke zwijmelgedachte is, maar eerder een mannending.
Mannen zijn sowieso eerder verliefd (zo is wetenschappelijk aangetoond); ze zijn romantischer en willen sneller met een vrouw de liefde bedrijven dan andersom. Dat laatste is biologisch niet al te moeilijk te verklaren: bij vrouwen slinkt de hoeveelheid follikels (zeg maar de eitjes) elke menstruatie met ongeveer duizend, tot er halverwege hun veertigste niet één meer over is. Mannen hebben tot aan hun dood echter een schier onuitputtelijke hoeveelheid genetische erfmateriaal beschikbaar.
Mannen willen dus dolgraag met vrouwen naar bed. In 2006 werd onderzocht hoe graag. Wetenschappers betaalden knappe meisjes om praatjes aan te knopen met mannelijke studenten en hen vrij snel te vragen of zij zin hadden in seks. Drie kwart van de mannelijke studenten hoefde daar niet lang over na te denken: ja, natuurlijk!
Hierop herhaalde men het experiment met aantrekkelijke mannen die vrouwelijke studenten aanspraken en vroegen of zij met hen naar bed wilden. Honderd procent van de vrouwen hoefde daar ook niet lang over na te denken: natuurlijk niet! Letterlijk nul vrouwen zeiden ja.
Overigens is het beter te spreken van liefde ‘binnen één uur’ dan ‘op het eerste gezicht’, want er moet minstens een beetje worden gebabbeld voordat de liefde toeslaat. Vrouwen kunnen dan onbewust peilen hoe groot de woordenschat van de man en dus zijn intelligentie is, en wat zijn sociale status is. Daar hebben potentiële eerstegezichtsliefdes maximaal slechts 10.000 woorden voor nodig (als ze gemiddeld drie woorden per seconde praten). Dan pas slaat, bij vrouwen, de bliksem in.
In het geval van de studente en de jongeman (inmiddels columnist van KIJK) hierboven: die hebben – zestien jaar later – drie kinderen en zijn nog steeds gelukkig bij elkaar. Soms bestaat liefde op het eerste gezicht, zwijmel ik maar even als een echte man.
Ronald Giphart staat met zijn column in elk nummer van KIJK!
Beeld: Celine Gijssen/Studio 5982