Of je nu religieus bent opgevoed of niet, de duivel kennen we allemaal. En we weten ook waar zijn roots liggen: in de Bijbel. Totdat je de Bijbel eens goed taalkundig bestudeert. Dan blijkt namelijk dat Satan één groot misverstand is.
Fantastisch. Het was in één woord fantastisch. Onbekommerd en schaamteloos dartelden Adam en Eva rond in de nudistentuin van Eden, terwijl ze fruit aten en namen verzonnen voor de dieren. Maar toen verscheen de duivel, in de gedaante van een slang, die het paar verleidde tot het snoepen van de vruchten van de boom van kennis van goed en kwaad, terwijl God dat nog zo verboden had. Straf bleef niet uit: kinderen baren zou voortaan pijn doen, de mens moest zwoegen voor zijn brood, én we zouden voortaan sterven. Allemaal dankzij die duivelse slang.
Dit verhaal hebben we allemaal geleerd op school, gezien op schilderijen of gehoord in kerkpreken. Maar wie de Bijbel openslaat en Genesis herleest, ziet dat daarin met geen woord wordt gerept over ‘de duivel’ of over ‘Satan’. Adam en Eva werden verleid door een slang. Natuurlijk kun je die zien als een metafoor voor de duivel, maar dat is een interpretatie: het stáát er niet.
Henry Ansgar Kelly, professor aan de faculteit Engels van de Universiteit van Californië, besloot de hele Bijbel en aanverwante boeken eens taalkundig te bestuderen. Niet speurend naar metaforen of verborgen betekenissen, maar kijkend naar wat er letterlijk staat. Zijn conclusies, samengevat in Satan. A biography, zijn opmerkelijk. Dé Satan bestaat niet, hij is niet uit de hemel gevallen, hij is geen tegenstander van God en hij heeft ook niets met het paradijspaar Adam en Eva te maken.
Dit is het eerste gedeelte van een artikel uit KIJK 10/2010, in de winkel van 27 augustus tot en met 23 september. De tekst werd geschreven door Rik Peters.
Beeld: Shutterstock/Piotr Pawel