Het werk is doodvermoeiend, de temperatuur onmenselijk en altijd is er het gevaar van ijsberen. Toch vertrekken elk jaar zes Deense jongemannen naar Noordoost-Groenland, om deel uit te maken van de vermaarde Siriuspatrouille. Zoals Bjarki Friis: “We sliepen met een geladen pistool onder ons hoofdkussen.”
“In mijn achterhoofd was ik me er steeds van bewust dat ik een paar vingers kon verliezen door frostbite. Of een paar tenen.” Nee, makkelijk was de tijd van Bjarki Friis (36) bij de Deense Siriuspatrouille op Groenland niet. Overdag stond hij urenlang op de ski’s achter de hondenslede, bij temperaturen ver onder het vriespunt. “Je was voortdurend bezig om jezelf lichamelijk tot het uiterste te drijven. Zelfs al je doodop was, moest je alert blijven, vanwege de ijsberen.”
En dan was er natuurlijk het gebrek aan privacy. “Als je maandenlang met één persoon een tentje deelt, ga je je vanzelf ergeren. Hij snurkt. Of hij smakt, neuriet, laat winden… Maar je bent op elkaar aangewezen. Om te overleven bij 50 graden onder nul moet je wel samenwerken.”
Dit jaar bestaat de Siriuspatrouille, de militaire elite-eenheid waarbij Friis diende van 2005 tot 2007, precies zeventig jaar. In de zomer van 1941 richtten de Denen de legerunit op om te voorkomen dat Groenland, hun territorium, in handen van de Duitsers zou vallen.
De Duitsers werden met succes geweerd, maar het lijkt merkwaardig dat Groenland nog altijd voortdurend moet worden bewaakt. “Het punt is dat je nooit weet wanneer iemand plotseling weer een vijandelijke inval zal wagen”, legt Friis uit. “De geschiedenis heeft aangetoond dat er juist dingen gebeuren op het moment dat je je aandacht laat verslappen. Vóór de oprichting van de Siriuspatrouille, in 1931, hebben de Noren bijvoorbeeld een deel van de kust bezet.” En dus blijft het belangrijkste doel van de twaalfkoppige Siriuspatrouille het bewaken van de noord- en de oostkust van Groenland.
Dit is een gedeelte van een artikel uit KIJK 3/2011, in de winkel van 11 februari tot en met 10 maart. De tekst werd geschreven door Gemma Venhuizen.
Meer informatie:
Beeld: Bjarki Friis