KIJK-columnist en gadgetman Rik Peters over het gebruik van emoticons en het geschater van Gordon.
Smileys zijn een teken van zwakte. Als je na een opmerking moet zeggen dat je iets ironisch bedoelde, was je grap gewoon niet sterk genoeg. Cabaretiers zeggen dat je een mop nooit uit moet leggen, maar het is nog erger als je zelfs moet toelichten dát je een mop vertelde.
Het lijkt op Gordon. Die roept ‘poep’ en begint zelf te schateren; mensen om hem heen horen het gegier en nemen aan dat er een grap is gemaakt. Oorzaak en gevolg draaien om: het publiek lacht niet om een witz, maar hoort een lach en veronderstelt dat er ergens een witz was. Een emoticon is de digitale vorm van Gordons geschreeuw.
Ik begin hierover te emmeren omdat wetenschappers van de Australische Flinders-universiteit onderzoek deden naar hoe we emoticons lezen. Het blijkt dat we een 🙂 herkennen met dezelfde hersengedeeltes die echte gezichten opmerken, maar bij een omgekeerde (-: is dit minder het geval.
Mijn theorie is simpel: leestekenlachebekjes veranderen in snoetjes als we ze maar vaak genoeg voor ogen krijgen. De 🙂 wordt immers veel frequenter gebruikt dan de (-:. Ze moeten zich een weg in onze synapsen vreten. Het is een soort conditionering. Wie grinnikt om smileys of denkt dat Gordon geestig is, is een kwijlende hond die honger krijgt van een rinkelend belletje.
Kijk, het is natuurlijk een hypothese van niks. Dat weet ik ook wel. Maar het geeft niet, want ik heb de ultieme uitweg gevonden die me beschermt tegen elke denkbare vorm van kritiek. Een teken van en voor de zwakken. Komt ie… 😉
Rik Peters staat met zijn column in elk nummer van KIJK. Deze tekst werd eerder gepubliceerd in KIJK 7/2014.
Beeld: Studio 5982