KIJK-columnist en gadgetman Rik Peters over hoe veiligheidsdiensten onze berichten lezen en wat je daartegen zou kunnen doen.
Alles wat ik schrijf, wordt gelezen. Door mijn moeder. Maar waarschijnlijk ook door een anonieme ambtenaar van een of andere maffe veiligheidsdienst. Onlangs belde Facebookoprichter Mark Zuckerberg met de Amerikaanse president Barack Obama, om te klagen over diens geheime dienst NSA. Dan is er écht iets mis. Alsof McDonald’s een middelbareschoolkantine contacteert om te mopperen over ongezonde snoepautomaten.
Privacyschending gebeurt ook op kleinere schaal. Dat bleek vorig jaar in mijn eigen Zuid-Limburg. Een man grapte via WhatsApp dat hij een bom ging meenemen naar een wedstrijd van Fortuna Sittard. Nu is dat inderdaad een club om op te schieten, maar de lol verdween toen een paar dagen later opeens vier politieagenten bij hem aanklopten. (Die helden ontkenden later trouwens de berichtjes te hebben gelezen; ze zouden ‘een tip’ hebben gehad.)
Het doet mij denken aan de tijd dat Google bombing populair was. Door slimme rekenspelletjes met internetlinks probeerden computernerds de resultaten van zoekmachines te beïnvloeden. Het beroemdste voorbeeld is dat de query ‘miserable failure’ je naar een pagina over Obama’s voorganger George W. Bush bracht. (Tegenwoordig zou de site van NSA een geschikt doel zijn. Of die van Fortuna Sittard.)
Zulk soort kattenkwaad bewijst dat grote bergen data een systeem kunnen dwarsbomen. Soms fantaseer ik erover hetzelfde bij die maffe veiligheidsdiensten te doen. Stel je voor dat iedereen al zijn berichten voortaan zou afsluiten met woorden als ‘bom’ en ‘aanslag’ – gewoon voor de gein. Al snel zouden de NSA en de Zuid-Limburgse collega’s door de bommen het bos niet meer zien. Hoe leuk zouden die anonieme ambtenaren het vinden als ze echt alles moeten lezen?
Rik Peters staat met zijn column in elk nummer van KIJK. Deze tekst werd eerder gepubliceerd in KIJK 6/2014.
Beeld: Studio 5982