Suikerspin is natuurlijk een fantastische snack op de kermis, maar het is een ook wetenschappelijk gezien een interessante lekkernij.
Volgens snoepgeschiedkundige Tim Richardson maakten de Italianen al vanaf de vijftiende eeuw nestjes van gesponnen suiker door gesmolten suikerdraden met een vork om een bezemsteel te winden. Maar de suikerspin zoals wij hem kennen, komt uit de negentiende eeuw.
In 1897 was het – onwaarschijnlijk genoeg – de tandarts William Morrison die samen met banketbakker John C. Wharton de suikerspinmachine uitvond. Een paar jaar later waren de eerste kermisgasten al verkocht: op de St. Louis World’s Fair in 1904 vlogen er bijna 70.000 exemplaren over de toonbank. En het originele ontwerp doorstond voor het grootste deel de tand des tijds. Enkel een extra veer maakte de machine vanaf 1949 stabieler, stiller en betrouwbaarder.
Lees ook:
- Vleermuizen blijven gezond ondanks dat ze enorm veel suiker eten
- Hoe schadelijk zijn zoetstoffen?
- Aspartaam komt op mogelijk kankerverwekkend-lijst; wat betekent dit?
De natuurkunde doet zijn werk
Het apparaat bestaat uit een centrifuge met kleine gaatjes. Die wordt boven een verwarmingselement door een motor aan het draaien gebracht – en tot wel 35.000 toeren per minuut (zo snel draait een normale automotor ongeveer op de snelweg). De suikerspinmachinist verwarmt suiker in de hete centrifuge tot ongeveer 160 graden Celsius, waardoor die smelt. Vervolgens zet hij de motor aan en laat de natuurkunde zijn werk doen: door de rotatie van de centrifuge ontstaat een kracht die van het centrum af beweegt; een zogenoemde middelpuntvliedende kracht.
De Nederlandse natuurkundige Christiaan Huygens introduceerde in 1659 het concept van de middelpuntvliedende kracht. Bijna dertig jaar later nam Isaac Newton het onder één van zijn drie bewegingswetten op in zijn driedelige werk Principia.
De tweede wet van Newton zegt dat er altijd een kracht nodig is om een voorwerp van richting te doen veranderen. Deze kracht smijt de gesmolten suikerdruppels – die liever in een rechte lijn zouden bewegen – tegen de buitenkant van de sneldraaiende centrifuge aan, waar ze zich door de gaatjes wurmen. In de ruimte waar de druppels dan terechtkomen, rekken ze uit tot slierten en koelen ze direct aan de lucht af; zo krijgen ze geen tijd om te kristalliseren. In plaats daarvan vormen de slierten pluizige draden, die de suikerspinmachinist om een stokje wikkelt. En die je vervolgens lekker van de stok af kunt plukken.
In de decembermaand krijgen we een hoop zoetigheid voor onze kiezen. Dat snoep lijkt weinig anders dan suiker en water, maar in werkelijkheid staat het bol van de natuurwetten. In KIJK 1-2025 zoomen we in op de moleculen, het gedrag en de materiaaleigenschappen van nog vijf lekkernijen. Bestel deze editie in onze webshop, of eenvoudig via de knop hieronder.
Tekst: Niels Olfert
Openingsbeeld: Pannonia/Getty Images