KIJK-columnist en gamejournalist Niels ‘t Hooft over hoe virtual reality onze wereld (niet) drastisch gaat veranderen.
De Poolse sciencefictionschrijver Stanislaw Lem (1921-2006) schreef al over virtual reality toen het nog helemaal niet bestond. Het vakgebied van machines die kunstmatige, echt aanvoelende omgevingen oproepen noemde hij ‘fantomatica’, en hij bedacht onder meer een wetenschapper die een fantomatische wereld uitvindt en daarin een wetenschapper tegenkomt die een fantomatische wereld uitvindt. (Het Droste-effect bestond al wel.)
Het zal niemand zijn ontgaan dat virtual reality er nu echt aan zit te komen. Onder andere Oculus VR (gekocht door Facebook), Valve (samen met HTC) en Sony brengen binnenkort VR-brillen op de markt. Ik heb er al een paar kunnen proberen en die werken behoorlijk goed: omdat zo’n bril de beweging van je hoofd volgt en het beeld daarop aanpast, lijkt de 3D-omgeving echt overal om je heen te zijn.
Als je de jubelverhalen mag geloven, is straks niets meer hetzelfde. Niet alleen games, maar ook films, die in 360 graden zullen worden opgenomen. “Dit wordt groter dan de overgang van zwart-wit naar kleur”, las ik ergens.
Maar zoals de eerdergenoemde Stanislaw Lem al schreef in een filosofische tekst: een fantomatische machine kan je alles laten ervaren wat je ervaart als je op de Eiffeltoren staat, maar je niet laten dénken dat je op de Eiffeltoren staat. Voor een platte rechthoek die aan de andere kant van de kamer hangt, is de tv daarentegen al verrassend goed in staat om je in de wereld van een game of film te zuigen. Om nog maar te zwijgen over de verbeeldingskracht van in inkt gedrukte symbolen op gezeefde houtpap.
Ik voorspel dus dat virtual reality niets fundamenteels gaat veranderen. Maar tof wordt het wel.
Niels ‘t Hooft staat met zijn column in elk nummer van KIJK. Deze tekst werd gepubliceerd in KIJK 6/2015.
Beeld: Erik de Klein