Een rivier stroomt zelden in een rechte lijn naar zee. Kronkelend baant hij zich een weg door het landschap. Maar waarom eigenlijk?
Het kronkelen is een zichzelf versterkend proces. Als de eerste, flauwe bocht er eenmaal is, wordt deze vanzelf groter en ontstaan er bovendien nieuwe bochten verderop in de rivier. Een kleine verstoring in de rivierloop kan dus al een kronkelende rivier veroorzaken.
Dat werkt als volgt. Als de rivier een bocht maakt, wordt het water naar de buitenkant gedwongen en schuurt de rivierbodem steeds verder uit. De buitenbocht wordt dus geleidelijk dieper en doordat het water tegen de buitenoever beukt, kalft die langzaam af. Dankzij deze twee processen verplaatst de buitenbocht zich langzaam maar zeker steeds verder naar buiten, terwijl in de rustige binnenbocht juist sediment wordt afgezet en de rivier als het ware dichtgroeit.
Daar komt nog bij dat de bocht het stromende water van richting doet veranderen. Als het water de bocht uitkomt, steekt het de rivier schuin over, om aan de overkant opnieuw tegen de oever aan te botsen. Dit veroorzaakt schade aan de oever – dus een kleine verstoring – waarmee de bocht in de maak is.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijkmagazine.nl!
Tekst: Marlies ter Voorde
Vond je dit een interessante vraag? Kijk dan ook eens naar deze.