‘Waarom moet ik zo lachen om mijn slechte grappen?’

VB

02 juli 2012 13:00

Vivianne 2011

Ik heb geen humor. Althans: ik vind mezelf doorgaans ongelooflijk grappig, maar de mensen om me heen zitten toch meestal nét even op een andere golflengte.

Mijn humor vinden zij niet om te lachen. Na een sublieme dijenkletser van ondergetekende blijft het meestal stil en zijn er slechts wat trillende en vertwijfelde mondhoekjes zichtbaar. Wat ik dan weer zo grappig vind, dat ik onbeschaamd nog harder moet lachen. Dat maakt mij een interessant onderzoeksobject, want waarom moet ik zelf zo hard om mijn ‘slechte’ (tussen aanhalingstekens inderdaad, want ze zijn allerminst slecht) grappen lachen? Wat is daar het nut van?

Welnu, er blijkt in elk geval geen sprake van échte humor te zijn. Het is een coping-strategie. Lachen helpt mij blijkbaar om het onaangename moment van een platgevallen grap te verwerken. Ik ben me daar niet van bewust en blijf vrolijk doorgaan met het plaatsen van dolkomische oneliners, hetgeen waarschijnlijk een dubbel coping-momentje is; waarmee de tragische vicieuze cirkel van mijn humor rond is.

Misschien helpt het als jij, waarde lezer, mocht je ooit getuige zijn van mijn ongeëvenaarde grappen, eens spontaan in de lach schiet. Misschien heb ik daardoor niets naars meer te verwerken en nemen mijn uitingen van humor langzaam af.

Dan kunnen we het daarna misschien hebben over het nut van huilen. Daar zit ook een evolutionaire gedachte achter. Dacht Darwin nog dat het traanvocht uitsluitend te maken had met het schoonspoelen van onze kijkers, inmiddels blijkt dat er wel degelijk meer achter schuilgaat. Verdriet kenbaar maken met vochtige ogen was voor een oervrouw namelijk slimmer dan luid op de borst slaan en er keelklanken bij uitstoten. Dat laatste zou de leeuw om de hoek tenslotte ook hebben gealarmeerd. Het luidruchtige gesnik hebben we er later pas aan toegevoegd, toen onze leefomgeving minder wild werd. De evolutie achter de lach en de traan lees je in KIJK 8/2012, vanaf pagina 58.

Ook in dit nummer: de dodelijke dadendrang van Mao. Vlak voor de Olympische Spelen van 2008 besloot China voor – naar later bleek – heel even de archieven te openen. De oplettende hoogleraar Frank Dikötter kopieerde wat hij kopieren kon voordat de archiefdeuren weer op slot gingen. Zijn bevindingen geven nog meer inzicht in de gruwelijke Grote Sprong Voorwaarts. KIJK-redacteur Jean-Paul Keulen brengt de verbijsterende geschiedenis voor ons in kaart.

En voor wie hierna wel wat luchtigheid kan gebruiken; blader vooral even terug naar deze rubriek

Beeld: Studio 5982