‘Gebruik het woord drones liever niet in Nepal’

KIJK-redactie

22 juli 2014 09:00

Een vijfde van de wereldbevolking is voor zijn water afhankelijk van de gletsjers in de Himalaya. Toch is het smeltgedrag van deze ijsmassa’s nog niet goed in kaart gebracht. Walter Immerzeel brengt hier verandering in, door ter plekke met neerslagmeters en onbemande vliegtuigjes de bergen in te gaan. KIJK sprak met hem.

KIJK: Waar hebben jullie het onderzoek gedaan?

“In het Langtang-gebied in Nepal, ongeveer 100 kilometer ten noorden van Kathmandu. Vanaf Kathmandu was het één dag reizen met de bus naar het dichtstbijzijnde dorpje, en daarna nog drie dagen lopen, omhoog. We hadden materiaal bij ons om regenmeters te bouwen: vier installaties van 200 kilo per stuk. We moesten vanuit het dorp dus met een kleine honderd man op pad: tien à twintig onderzoekers, en een stuk of zeventig ingehuurde dragers. We hebben ook weleens wat ezels vanuit het dorp meegekregen om te sjouwen, maar eigenlijk zijn de paadjes voor die beesten niet goed begaanbaar. Verder hadden we een paar kleine, op afstand bestuurbare vliegtuigjes bij ons met een ingebouwd GPS-systeem.”

Drones!

“Eh, nee, zo noemen we ze liever niet. We moeten elke keer weer toestemming krijgen om met al onze apparatuur het land in te komen en de bergen in te trekken. Het woord drones wordt vaak met spionage geassocieerd, dus als je in Nepal zit, op nog geen 5 kilometer van de grens met China, kan je dat woord beter niet gebruiken. Wij spreken liever van unmanned aereal vehicles of UAV’s. Die hebben heel geavanceerde vluchtsoftware. Als je vooraf een route intekent op de kaart, gaan ze die vliegen; je hoeft ze alleen maar de lucht in te gooien. Ze houden zelf rekening met de hoogteverschillen en landen weer voor je neus als ze klaar zijn. Onderweg maken ze stereofoto’s, dus elkaar overlappende plaatjes die met twee cameraatjes vanuit verschillende posities worden geschoten. Daarmee kunnen we de hoogte tot op de centimeter nauwkeurig bepalen. We laten de vliegtuigjes elke keer als we er zijn over de gletsjers heen vliegen om hoogtemetingen te doen. Dat is twee keer per jaar.”

Valt er al iets algemeens te zeggen? Komen de mensen uit Azië zonder water te zitten, binnenkort?

“Nee hoor. De gletsjers smelten sneller dan voorheen, en voorlopig wint die factor het van het feit dat het ijsoppervlak steeds kleiner wordt. Er komt op dit moment dus juist steeds meer smeltwater in de rivieren terecht. We verwachten dat de piek van watertoevoer vanuit de gletsjers iets na 2050 optreedt. Pas daarna gaat de hoeveelheid smeltwater afnemen door de krimp van de gletsjers. Verder heb je in deze gebieden de moessonregens die de rivieren van water voorzien, en die zullen in dezelfde periode juist in sterkte toenemen. In het centrale deel van Azië is daarom in de toekomst helemaal geen watertekort te verwachten. De regio meer naar het westen is wél erg afhankelijk van het gletsjerwater, omdat het daar veel minder regent. De Indus in Pakistan bestaat bijvoorbeeld bijna alleen maar uit smeltwater van de gletsjers van de Himalaya, maar is wel de bron van het grootste irrigatiesysteem ter wereld. Bovendien groeit de bevolking van Pakistan erg snel. Het aantal inwoners zal in 2050 waarschijnlijk zijn verdubbeld. Dus daar is wel een probleem.”

Dit is een fragment van een interview, te vinden in KIJK 9/2014. Dit nummer ligt in de winkel van 24 juli tot en met 20 augustus.

Tekst: Marlies ter Voorde