De ambitie is er regelmatig – hallo Donald Trump – maar het lukt zelden: zó succesvol worden dat je rijk een absolute hypermacht kan worden genoemd. Een van de sleutelfactoren hierbij? Tolerantie.
Van het Perzische Rijk en het Oude Rome tot de Mongolen onder Dzjenghis Khan en de British Empire. Sommige historische rijken torenden simpelweg boven al hun concurrenten uit. Tal van historici hebben zich al gebogen over de vraag waarom. Wat maakte deze hypermachten, zoals Amy Chua van Yale Law School (VS) dit neusje van de zalm noemt in haar boek Wereldrijk voor een dag, nu anders dan andere rijken? Een van de belangrijkste factoren volgens Chua is tolerantie.
Lees ook:
- Hoe ook Europeanen in de slavernij belandden
- Gemummificeerde hersenen laten zien dat Europeanen al veel langer cocaïne gebruiken dan gedacht
Tolerantie als strategie
Let wel: de leiders van hypermachten waren meestal niet tolerant omdat ze dat moreel juist vonden, maar omdat hen dat verstandig leek. Strategische tolerantie noemt Chua dit. Daarnaast waren ze relatief tolerant, in vergelijking met andere volkeren van hun tijd.
Want naar hedendaagse maatstaven maakten ze zich schuldig aan acties die wij niet tolerant zouden noemen, maar voor hún tijd waren bijvoorbeeld de Perzen behoorlijk ‘multiculti’. In veroverde gebieden verving Cyrus de Grote, de man die het rijk op poten zette in de zesde eeuw voor Christus, de plaatselijke leiders doorgaans door Perzen – maar vervolgens liet hij het betreffende volk wel in zijn waarde. Zaken als religie, taal, cultuur en wetgeving bleven zoals ze waren. Waar hem dat van pas kwam, ging Cyrus nog een stapje verder. Zo won hij de Babyloniërs voor zich door zichzelf in het stof te werpen voor hun god Marduk.
Kleinere kans op verzet
Wat leverde die strategische tolerantie de Perzische leiders op? Volgens Chua was één voor de hand liggend voordeel dat “het respecteren van lokale tradities en praktijken de kans op verzet en opstand bij de overwonnen volkeren verkleinde”. Daarnaast profiteerden de heersers van de veelzijdigheid van hun onderdanen bij het samenstellen en uitbreiden van hun krijgsmacht. “Met elke nieuwe verovering slokte het Perzische leger nieuwe eenheden op, waaronder complete cavalerieën, falanxen en zeevloten”, noteerde de Yale-hoogleraar in haar boek.
Diezelfde ‘truc’ pasten de Romeinen toe. Ze deden nauwelijks pogingen om plaatselijke gebruiken en talen een halt toe te roepen. Ook bestonden Romeinse legereenheden uit een effectieve ratjetoe van troepen uit verschillende streken, en konden burgers uit nieuwe gebiedsdelen het ver schoppen – zelfs tot keizer. Ook de Mongolen – in het Westen vooral bekend vanwege hun vermeende nietsontziendheid – stonden open voor verschillende culturen. In Chua’s woorden: “Terwijl Europa ketters op de brandstapel gooide, verordonneerde Dzjengis Khan godsdienstvrijheid voor iedereen.”
Hoe tolerantie ook de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hielp? En wat hypermachten nog meer onderscheidt van ‘gewone’ rijken? Dat lees je in KIJK Geschiedenis 3 van 2025. Bestel deze editie in onze webshop, of via de knop hieronder.