Na elke slachting – of het nu de Holocaust was of de massamoord van Hutu’s op Tutsi’s in Rwanda– vragen we ons af: hoe kon het in vredesnaam zover komen? Socioloog Abram de Swaan verdiepte zich bijna twintig jaar in deze kwestie en ontwikkelde een verklaring die tegen de gebruikelijke theorieën in gaat. KIJK sprak met hem.
KIJK: Elke genocidale situatie is uniek, schrijft u in uw boek Compartimenten van vernietiging. Maar is er toch iets algemeens over te zeggen?
Abram de Swaan: “Zeker. In elke samenleving heb je scheidslijnen tussen verschillende groepen. Meestal sluimeren die, maar door bepaalde historische en politieke ontwikkelingen, zoals oorlogen en crises, kunnen ze worden geactiveerd. Vaak heb je dan een aantal politici dat daar een rol in speelt. Denk aan Hitler, die onder druk van een economische crisis een sluimerende haat tegen Joden aanwakkerde. Vervolgens krijg je een regime dat wetten uitvaardigt om bevolkingsgroepen verder van elkaar te scheiden. Op een derde niveau, zeg maar dat van de alledaagse omgang, zie je dat mensen gaan denken: ‘Ik ga niet meer met die buurman uit vissen, want het is beter om niet met zo iemand gezien te worden.’ En het vierde, psychologische niveau is dat mensen gaan denken: ‘Ik moet eigenlijk ook niets van die hele groep hebben. Ik vind ze eng en onbetrouwbaar.’ Het proces dat tot genocide kan leiden, speelt zich op al die niveaus tegelijk af.”
Er ontstaan dus ‘hokjes’, zowel in de samenleving als in de menselijke belevingswereld?
“Ja. Ik noem ze ‘compartimenten’. Maar je hebt allerlei verschillende soorten massamoord en die zijn ook verschillend in de mate van hokjesdenken. Een schrikbewind – zoals in de Sovjet-Unie onder Stalin of in het huidige Noord-Korea – is daar het meest typische geval van. De wereld van de concentratiekampen en de geheime politie is er helemaal afgescheiden van het dagelijks leven. Maar ook wanneer een triomferend leger een vijandelijk gebied binnentrekt en zich op de burgerbevolking uitleeft, is er een vorm van afscheiding. Het thuisfront weet immers van niets. Je ziet bij verschillende vormen van massaal geweld best wat overeenkomsten, maar historici die zich met verschillende massamoorden bezighouden, lezen zelden elkaars boeken. Wat ik de afgelopen jaren heb gedaan, is juist wél alles lezen.”
Bij etnische rellen in Afrika begint een menigte soms zomaar op mensen in te hakken. Hoe verhoudt dat soort massaal geweld zich tot de praktijken in concentratiekampen?
“Bij dergelijke rellen in Afrika, maar ook in India, zie je vaak een soort rare, theatrale sfeer. Veel mensen zijn verkleed en zingen liederen. Ik denk dat het een manier is om te zeggen: ‘Dit is een uitzonderingssituatie.’ Het is een soort theater dat in veel opzichten lijkt op voetbalfans die zijn beschilderd en in een grote groep zingend door de stad trekken. Soms gaat iemand er even uit om een pakje sigaretten te halen en dan doet hij doodgewoon. Maar zodra hij er weer in zit, leeft hij zich weer uit. Dat theater heeft ook de functie om een hokje, een compartiment af te bakenen. ‘Een sfeertje bouwen’ noemen ze het. Je bent erin of je bent eruit.”
Dit is een fragment van een interview, te vinden in KIJK 6/2014. Dit nummer ligt in de winkel van 1 tot en met 27 mei.
Tekst: Maarten Muns
Beeld: Hollandse Hoogte