Waterstof is een ideale energiedrager. Het is licht, schoon en als je het verbrandt, krijg je gewoon water. Nadeel: waterstof is een gas. En voor gassen geldt dat ze bij normale temperatuur en druk ruwweg duizendmaal minder moleculen per kubieke meter bevatten dan vloeistoffen. Dat geldt ook voor waterstof. Om dat compact op te slaan, kun je het spul samenpersen tot 700 bar (zoals gebeurt voor auto’s).
Of… je slaat het op in kleine ijzerballetjes. En dat is wat studententeam SOLID van de TU Eindhoven voor ogen heeft. Het systeem werkt als volgt: de energie van waterstof wordt opgeslagen via een reactie met ijzeroxide, oftewel roest, waarbij ijzer en water ontstaan. IJzer doet daarbij dienst als opslagmiddel dat eenvoudig vervoerd kan worden. Om vervolgens waterstof te kunnen leveren, moet ijzer in contact worden gebracht met stoom, waarna waterstof en ijzeroxide overblijven. Zo ontstaat een cyclus waarin ijzer als een soort duurzame ‘waterstofbatterij’ fungeert. Dus niet waterstof maar ijzer wordt opgeslagen en getransporteerd – en dat is veel veiliger.