Een continue hang naar snoepgoed? Je lever kan weleens de schuldige zijn. Bepaalde genvarianten van een leverhormoon maken je namelijk tot een zoetekauw.
Bijna iedereen houdt van snoep, maar sommigen maken het wel erg bont. Bij deze mensen kun je geen chocoladereep of zak gummybeertjes laten liggen of een uur later is het alweer op. Deense onderzoekers hebben ontdekt dat zo’n zoetekauw er niet altijd wat aan kan doen. Bepaalde genvarianten van een leverhormoon vergroten namelijk de kans met 20 procent dat je een suikerliefhebber bent.
Hormoon reguleert suikerinname
Nadat suiker, net als elke andere voedingsstof, is opgenomen in het bloed, passeert het de lever. De lever moet vervolgens een seintje geven dat het tijd is het snoepgoed weg te leggen. Maar ook de rest van de dag blijkt de lever zijn zegje te hebben in je voedselkeuze. Zo lijkt het leverhormoon FGF21 een rol te spelen bij het reguleren van de suikerinname.
Het onderzoeksteam ontdekte deze suikerinname-regulerende rol van FGF21 twee jaar terug bij muizen. Andere onderzoekers zagen hetzelfde bij apen. De vraag was of de menselijke versie van het hormoon dezelfde functie heeft.
Genvarianten
De Denen analyseerden het FGF21-gen van ruim 6500 personen, waarvan het dieet en de bloedglucosewaarden in een database waren opgeslagen. Ze keken daarbij vooral naar twee genvarianten die al eerder waren gelinkt aan een verhoogde inname van koolhydraten. De individuen met een van de twee genvarianten bleken beduidend meer suiker te consumeren.
Om beter te begrijpen wat FGF21 precies doet in het lichaam, begonnen de onderzoekers een klinische studie. De proefpersonen moesten eerst aangeven in hoeverre ze zichzelf als een zoetekauw zagen. De meest extreme suikerliefhebbers en -haters (dit waren er 51) moesten 12 uur lang vasten. Aansluitend kregen ze suikerwater te drinken dat evenveel suiker bevatte als 2 blikjes cola. Vooraf en binnen de vijf uur na inname werd het FGF21-gehalte in het bloed diverse keren bepaald.
Minder FGF21
De deelnemers met de grootste aversie tegen suiker bleken tijdens het vasten 50 procent meer van het hormoon in het bloed te hebben dan de zoetekauwen. Na inname bleken de concentraties in beide groepen vergelijkbaar te zijn.
Volgens de onderzoekers lijkt het erop dat FGF21 de hang naar suiker gedurende de dag onderdrukt. In personen met een van de twee genvarianten, of mutaties, lijkt het erop dat FGF21 minder wordt geproduceerd, waardoor dat remmende effect minder is. En dus kunnen deze zoetekauwen geen genoeg krijgen van snoepgoed.
Maar om het plaatje helemaal compleet te krijgen, willen de onderzoekers het gen en het hormoon verder bestuderen.
Bron: Cell Metabolism, Cell Press via EurekAlert!
Beeld: Kyle Flood/cc-by-sa-2.0