Er zou een nieuwe aanwijzing zijn voor de identiteit van D.B. Cooper, de mysterieuze kaper die met zakken vol losgeld uit een vliegtuig sprong en spoorloos verdween.
Al meer dan een halve eeuw is de identiteit van de beruchte vliegtuigkaper Dan Cooper een raadsel. In de decennia na de kaping zijn er zo’n 800 verdachten in de gaten gehouden, waarvan er zo’n twintig zijn opgepakt. Zonder resultaat. Daarom besloot de FBI een paar jaar geleden om de zoektocht op te geven. Nu lijkt er toch weer schot in de zaak te komen. Een man beweert namelijk dat hij de ware identiteit van D.B. Cooper weet. Maar hoe zat het ook alweer met een van de meest mysterieuze vliegtuigkapers uit de luchtvaartgeschiedenis? Je leest het in deze longread.
“Juffrouw, u kunt het briefje beter even lezen. Ik heb namelijk een bom bij me.” Met die woorden begint een van de meest mysterieuze kapingen uit de luchtvaartgeschiedenis. Eentje die bovendien nog steeds niet is opgehelderd.
Er is niets opvallends aan de man die op 24 november 1971 in de hal van Portland International Airport naar de balie van de luchtvaartmaatschappij Northwest Orient Airlines loopt. Zijn donkere haar zit netjes, zijn huid is licht getint. Hij is gekleed in een zwarte regenjas, met daaronder een zwart pak en een wit overhemd met een dunne zwarte das die op zijn plaats wordt gehouden door een goudkleurige dasspeld met een ingelegd stukje parelmoer. Hij draagt instappers en heeft een zwart koffertje bij zich. Als de man aan de beurt is, zegt hij dat hij Dan Cooper heet. Hij koopt een ticket naar Seattle, een vlucht van ongeveer dertig minuten.
Kort daarna gaat Cooper aan boord van de Boeing 727 en neemt achterin plaats. Als het vliegtuig om iets voor drie uur in de middag is opgestegen, bestelt hij bij een van de stewardessen een glas bourbon met soda. Hij rookt een sigaret, nipt aan zijn drankje en wandelt dan naar stewardess Florence Schaffner. Een Boeing 727 is aan de achterkant uitgerust met een neerklapbare trap waarlangs de passagiers naar binnen en naar buiten kunnen. De stewardess zit op een stoel naast die trap.
Cooper overhandigt haar een briefje. Schaffner denkt in eerste instantie dat ze te maken heeft met een eenzame zakenman die een afspraakje met haar wil. Ze is 23 jaar en knap; het zou niet de eerste keer zijn dat een mannelijke passagier haar zijn telefoonnummer geeft. Maar als ze het papiertje ongelezen in haar handtas wil stoppen, buigt de man zich naar haar toe en fluistert: “Juffrouw, u kunt het briefje beter even lezen. Ik heb namelijk een bom bij me.” En met die woorden begint een van de meest opmerkelijke kapingen uit de luchtvaartgeschiedenis.
Wat wilde de kaper?
De jonge stewardess vouwt het papiertje open. Daarop staat in keurige, met een viltstift geschreven hoofdletters: “Er zit een bom in mijn koffertje. Ik wil dat je naast me komt zitten.” Schaffner doet dat en vraagt of ze de bom mag zien. Cooper opent het koffertje een klein beetje. De stewardess ziet een batterij, draden en acht rode staven in twee rijen van vier. Daarna geeft hij zijn eisen aan haar door: “Ik wil om vijf uur vanmiddag 200.000 dollar (tegenwoordig ongeveer 1,1 miljoen dollar of 800.000 euro – red.) in briefjes van twintig. Stop het geld in een rugzak. Verder wil ik twee parachutes voor op de buik en twee voor op de rug. Als we landen, moet er een tankwagen klaarstaan om het toestel af te tanken. Zorg ervoor dat er geen stommiteiten gebeuren, of ik laat de bom afgaan.”
Tijdens de rest van de vlucht naar Seattle valt het de stewardess op dat Cooper niet echt een doorgewinterde crimineel lijkt. Hij is vriendelijk en beleefd. Hij wil zelfs zijn tweede drankje (weer een bourbon met soda) betalen en geeft haar 20 dollar met de mededeling dat ze de 18 dollar wisselgeld mag houden. Hij wekt de indruk bekend te zijn met het gebied waar ze overheen vliegen, want terwijl hij uit het raampje kijkt, zegt hij op een gegeven moment: “Dat lijkt Tacoma wel.” Op dat moment zitten ze inderdaad boven die stad in de staat Washington.
Piloot William Scott geeft intussen de eisen door aan de toren in Seattle en meldt over de intercom aan zijn passagiers dat ze een beetje vertraging hebben opgelopen door een mechanisch defect. Terwijl het toestel bijna twee uur rondcirkelt, probeert de FBI razendsnel het losgeld en de parachutes bij elkaar te krijgen. Dat laatste valt niet mee, omdat Cooper nadrukkelijk heeft gevraagd om burgerparachutes met een trekkoord, en geen militaire. Uiteindelijk vinden de agenten de benodigde spullen bij een lokaal skydive-centrum.
Het geld haalt de FBI bij verschillende banken op. Van alle 10.000 biljetten worden fotokopieën gemaakt. Om 17.39 uur krijgt Scott toestemming om het toestel aan de grond te zetten. Cooper laat de Boeing naar een verlaten maar goed verlichte plek op de luchthaven taxiën. Daar mogen alle passagiers uitstappen en krijgt hij in ruil daarvoor een pakket van iets meer dan 10 kilo met daarin de gevraagde 200.000 dollar.
Als het tanken achter de rug is, vraagt gezagvoerder Scott: “Waar gaan we naartoe?” Coopers antwoord luidt kortweg: “Mexico.” Maar hij heeft een paar opmerkelijke aanvullingen. “Niet hoger dan 3 kilometer vliegen. Met de vleugelkleppen op 15 graden en het landingsgestel uitgeklapt.”
Waar sprong Cooper uit het vliegtuig?
Als ze een tijdje in zuidelijke richting hebben gevlogen, bindt Cooper met het koord van een van de parachutes het losgeldpakket aan zijn lichaam vast, hangt een parachute op zijn rug en eentje op zijn buik en loopt naar de staart van het toestel. Daar laat hij de trap zakken en daalt af naar het uiteinde. De grond kan hij niet zien, want het is donker en het regent hard. Dan, om 20.13 uur, stort hij zich naar beneden en verdwijnt.
Meteen komt er een enorme manhunt op gang. De FBI zoekt zo goed en zo kwaad als het gaat honderden vierkante kilometers ruig terrein in het zuidwesten van Washington af. Het zoekgebied is zo enorm omdat niemand weet waar het toestel precies vloog toen Cooper eruit sprong. Ook de inzet van helikopters boven het gebied en van boten op twee meren, Lake Merwin en Yale Lake, leidt tot niets.
De naam die in de media gaat rondzingen, en waaronder de kaper wereldberoemd wordt, klopt niet. Hij kocht zijn ticket niet onder de naam D.B. Cooper, maar als Dan Cooper. De fout ontstaat doordat de politie even op bezoek gaat bij ene D.B. Cooper in de staat Oregon (alsof een kaper zijn eigen naam zou gebruiken). Het is een bekende van de politie, zoals dat heet, maar hij wordt al snel van de verdachtenlijst geschrapt.
Voordat dit gebeurt, vangt een journalist van een grote krant het nieuwtje op. Hij zit vlak voor zijn deadline en verwart de naam van deze verdachte met de naam van de kaper. Het verhaal wordt gepubliceerd zonder dat de verslaggever het verder bij de politie kan checken. De naam blijft hangen en sindsdien staat de kaper dus bekend als D.B. Cooper. En waar de meeste kapers niet op sympathie van het grote publiek hoeven te rekenen, krijgt hij een soort heldenstatus.
Wat weten we van Cooper?
Cooper liet belangrijke aanwijzingen achter. Naast de stropdas en de dasspeld vindt de FBI in het toestel 66 vingerafdrukken van hem. En doordat hij niet echt een poging heeft gedaan om zichzelf te vermommen, kan op basis van getuigenverklaringen een duidelijke compositietekening worden gemaakt.
De kaper wist dat de trap tijdens de vlucht kon worden geopend – iets dat zelfs binnen de luchtvaartwereld niet algemeen bekend was. Daardoor denkt men dat Cooper een insider was. Een idee dat wordt versterkt door de specifieke eisen die hij tijdens het bijtanken in Seattle doorgaf. De stand van de vleugelkleppen en het uitgeklapte landingsgestel zouden het toestel een snelheid geven van ongeveer 190 kilometer per uur, de minimale snelheid waarbij de Boeing in de lucht kon blijven. Bovendien leek hij heel bewust een 727 te hebben uitgezocht, omdat dit het enige toestel met zo’n achteruitgang was.
Vroeg in 1972, zodra het ijs en de sneeuw zijn gesmolten, wordt een nieuwe speurtocht in het gebied gehouden. FBI-agenten, vrijwilligers, personeel van Northwest en tweehonderd soldaten kammen bij elkaar 36 dagen lang het gebied uit. Ondertussen wordt er wereldwijd uitgekeken naar de bewuste dollarbiljetten. Wie als eerste een van de aan Cooper overhandigde biljetten opspoort, zal een beloning van 1000 dollar krijgen.
In de jaren erna doen zich een paar interessante ontwikkelingen voor. In 1978 vindt een jager een heel eind ten noorden van Lake Merwin een lijstje met instructies voor het openen van de vliegtuigtrap. En twee jaar later stuit een achtjarige jongen, die met zijn familie in de buurt van de Columbia-rivier kampeert, op drie pakketjes met in totaal 5800 dollar van het losgeld. De zwaar beschadigde biljetten werden nog steeds door de elastieken bij elkaar gehouden. Maar er zijn er een paar uit de bundel getrokken – en niemand weet waar die zijn gebleven.
Heeft Cooper de val überhaupt overleefd?
In 2007 maakt de FBI bekend dat men erin is geslaagd om een gedeeltelijk DNA-profiel van de dasspeld te halen. Er wordt een nieuwe compositietekening verspreid met daarop een ouder gemaakte Dan Cooper. Verder wordt er meer bewijsmateriaal vrijgegeven, waaronder het ticket dat hij voor 20 dollar kocht. Maar ook dit levert geen resultaten op. Opmerkelijk genoeg bekent de FBI in 2007 dat een van de vier parachutes die Cooper kreeg – en omdeed – een trainingsparachute was. Die werd op de skydive-school alleen tijdens de lessen gebruikt. Daarom was de tas dichtgenaaid en zat er geen trekkoord meer aan. Met andere woorden: Cooper sprong dus met slechts één werkende parachute.
Mysterie opgelost?
Nu, ruim vijftig jaar later, heeft de FBI de zaak nog steeds niet officieel afgesloten. Zelf achtte de veiligheidsdienst de kans erg klein dat Dan Cooper de val had overleefd. Op een paar kilometer hoogte uit een nog steeds behoorlijk snel vliegend toestel springen, in het donker, in gewone kleding, zonder valhelm, boven de wildernis, in de striemende regen…
Toch blijft het knagen. Wie was Dan Cooper nou écht? Volgens Popular Mechanics zit er schot in de zaak. De Amerikaan Rick McCoy meent dat zijn vader Richard McCoy, een Vietnam-veteraan en doorgewinterde skydiver, in 1971 de Boeing 727 kaapte. Dat heeft zijn moeder Karen, die Richards handlanger was, hem en zijn zus verteld.
Richard McCoy is geen vreemde van de FBI: in april 1972 kaapte hij een Boeing 727 die onderweg was van Newark naar Los Angeles. Hij droeg een handgranaat en een pistool bij zich en liet het toestel een tussenstop maken. Even later, met 500.000 dollar in contanten, ontsnapte McCoy tijdens de vlucht met een parachute nadat hij de bemanning soortgelijke instructies had gegeven als Cooper had gedaan. Maar lang kon McCoy niet genieten van zijn overwinning: twee dagen na de kaping werd hij opgepakt en kreeg een gevangenisstraf van 45 jaar. Hij wist op 10 augustus 1974 te ontsnappen uit de gevangenis, maar werd drie maanden later weer opgespoord en doodgeschoten.
De FBI beschouwde McCoy lang als een van de belangrijkste D.B. Cooper-kandidaten. Nu nog is Richard een van de weinige overgebleven hoofdverdachten die niet door DNA is uitgesloten. Dat komt doordat de familie McCoy jarenlang weigerde samen te werken met de autoriteiten om DNA of ander bewijsmateriaal te leveren. Dat veranderde volgens Rick toen zijn moeder overleed in december 2020.
Inmiddels heeft Rick ingestemd met zijn DNA afgeven voor onderzoek. Dat is tot op heden nog niet getest, maar de zoon van de vliegtuigkaper verwacht snel resultaat. “Omdat het officieel een gesloten zaak is, geeft het lab prioriteit aan open zaken”, vertelt hij aan The U.S. Sun. “Maar ik heb begrepen dat ze ermee bezig zijn, ze vertelden me dat gezien alle publiciteit rond deze zaak op dit moment, het prioriteit zou krijgen.”
Het verhaal over D.B. Cooper staat ook in Hoogvliegers, de special die vol met de spannendste verhalen uit de luchtvaart staat. Deel 1 is uitverkocht, maar deel 2 kun je nog online bestellen.