Sommige bomen, zoals de beuk en de berk, hebben een vrij gladde schors. Andere bomen, waaronder de zomereik en de iep, hebben duidelijk een ruigere ‘huid’. Maar de schors dient bij alle soorten dezelfde functie: de boom beschermen tegen beschadiging, uitdroging en infecties van buitenaf. Vanwaar dan toch het verschil in structuur?
Een gladde schors maakt het lastig voor insecten en parasitaire planten om zich aan een boom vast te klampen en zich hier te nestelen. In de tropen, waar warme en vochtige condities heersen en waar veel insecten leven, vind je daarom veel gladde boomoppervlakken. 1-0 voor deze structuur, dus.
Meer van KIJK Antwoordt:
- Hebben planten ook talen?
- Hoe beschermen planten zich tegen uv-straling?
- Gaan bomen en planten dood aan kanker?
Onsmakelijk
Maar om het oppervlak glad te houden, mag de schors niet te snel groeien – anders scheurt hij alsnog. Dit terwijl een rappe groei wel voordelen met zich mee kan brengen. Neem eiken. Hun schors groeit vier keer sneller dan die van beuken. Dat zorgt er ook voor dat schade aan de boom sneller herstelt. Bovendien houdt een gebarsten schors water beter vast, waardoor eiken in een droge omgeving kunnen overleven.
Maar om insecten en ander gespuis van zich af te slaan, moeten eiken weer energie stoppen in het produceren van tannines. Deze stoffen maken de boom ‘onsmakelijk’. Kortom: elk nadeel heb z’n voordeel, en andersom.
Deze vraag kon je vinden in KIJK 3/2023.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK Antwoordt’? Mail hem naar info@kijkmagazine.nl. En in onze gloednieuwe special geven we antwoord op 178 bijzondere, verrassende en boeiende vragen! Bestel hem hier! Of eenvoudig via de knop hieronder.
Beeld: Jelleke Vanooteghem/Unsplash