‘Enig kinderen zouden later egoïstisch zijn’

KIJK-redactie

27 maart 2020 11:59

hooikoorts honing

Door het ontbreken van een broertje of een zusje zouden kinderen egoïstische krengen worden. Alweer een mythe waar Ronald Veldhuizen voor eens en voor altijd mee afrekent.

Een hond in zijn uppie ligt zich te vervelen in zijn mand. Twee honden hebben elkaar als speelmaatjes. Voor kinderen is het nog véél belangrijker om met een broertje of zusje op te groeien, menen sommige mensen. Niet alleen moet een enig kind zichzelf maar zien te vermaken, maar zonder dat tweede kind leren ze niet hoe ze de wereld moeten delen met anderen. Het gevolg zou zijn dat enig kinderen veranderen in verwende, egoïstische en minder sociale mensen. Aldus tig opvoedblogs en menig bezoeker op kraamvisite die wijsheden putten vanuit de onderbuik.

Lees ook: ‘Suiker maakt kinderen hyper? Klopt geen barst van’

Enig-kind-ellende

Maar – gelukkig voor enig kinderen – klopt daar allemaal geen barst van. De enig-kind-ellende begon 150 jaar geleden, toen psychologie nog een jonge wetenschap was waarbinnen lukrake redenaties briljant leken. Het waren mannen als Sigmund Freud, Alfred Adler en Granville Stanley Hall die bedachten dat een kind dat zonder broers en zussen opgroeit, gedoemd is te mislukken.

Zo zouden enig kinderen ‘seksuele identiteitsproblemen’ krijgen (Freud), zouden ze door de onverdeelde aandacht die ze van hun ouders krijgen niet leren onafhankelijk te denken en daarom later ‘nutteloos’ worden (Adler), en zouden enig kinderen, puur door hun situatie, ‘een ziekte op zichzelf’ zijn (Hall).

Niet te onderscheiden

Vanaf de jaren vijftig gingen psychologen voor het eerst systematisch meten wat er allemaal mis zou kunnen zijn aan kinderen die in hun uppie opgroeien. Toen Toni Falbo en Denise Polit maar liefst honderd van zulke studies op een rij zetten, viel vooral één ding op: dat enig kinderen qua karaktereigenschappen en prestaties niet te onderscheiden zijn van eerstgeborenen mét broers en zussen. Voor elk voorbeeld dat het stereotype bevestigt, vonden ze er een die het ontkrachtte.

Toch zul je altijd mensen hebben die denken: daar heb je er weer zo één. Of zoals journalist Lynn Berger in haar boek De tweede een pedagoog citeert: “Het enige waar enig kinderen écht last van hebben, […] zijn de vooroordelen die er rondom enig kinderen bestaan”. Dat is iets dat een recent Duits onderzoek van de Leipzig-universiteit ook echt laat zien. Uit die studie bleek dat enig kinderen niet bovengemiddeld narcistisch worden, maar dat buitenstaanders met een broer of zus desondanks denken van wél.

Bij deze column hoort een disclaimer: ik ben zelf het derde en jongste kind. Over de nadelen daarvan gaan ook fabels rond, maar die bewaar ik voor een andere keer.

Deze column verscheen eerder in KIJK 3/2020.