Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Uit een internationaal onderzoek van de Ohio State University blijken factcheckers een effectief wapen tegen onjuiste informatie op het internet.
Het internet was ooit bedoeld als een ‘information superhighway’ die toegang biedt tot wereldwijde kennis. En hoewel het inderdaad een enorme bron van informatie werd, is het op bepaalde plekken ook een soort afvoerputje waar meer rotzooi blijft hangen dan gedacht. Misinformatie floreert al jaren op het internet en al die tijd probeert de wetenschap het onkruid te wieden. Lange tijd werd gedacht dat factcheckers juist averechts zouden werken. Maar nu concluderen politicoloog Thomas Wood en professor-assistent Ethan Porter dat factchecken toch een effectieve oplossing is.
Lees ook:
Desinformatie of misinformatie?
De twee termen lijken synoniemen, maar zijn dat eigenlijk niet. Desinformatie wordt uitgezonden door iemand die weet dat de informatie fout is. Desinformatie is dus bedrieglijk, manipulerend en wordt verspreid met een achterliggende reden. Misinformatie is ook onjuist, maar niet per se met opzet. Misinformatie is een parapluterm voor alle soorten foute informatie, ongeacht de intenties van de zender.
Backfire-effect
Het kan soms vreselijk voelen als je je gelijk niet krijgt. In de psychologie wordt dit cognitieve dissonantie genoemd en die ontstaat als jouw visie niet overeenkomt met bijvoorbeeld nieuwe feiten. Docent in journalistiek en factchecking bij Universiteit Leiden Alexander Pleijter legt uit dat je dan geneigd bent om de nieuwe feiten te verdraaien, zodat jouw overtuigingen en de feiten weer overeenstemmen.
Wetenschappers vreesden dat cognitieve dissonantie negatieve gevolgen zou hebben voor factcheckers, omdat de gegeven feitjes in strijd kunnen zijn met de visie van de lezer. Een voorbeeld: iemand weet zeker dat aliens de aarde hebben bezocht. Dan kan diegene in de verdediging schieten als een factchecker het tegenovergestelde beweert. De ‘aliengelovige’ ziet nieuwe informatie als een obstakel dat overkomen moet worden om zijn denkbeeld te beschermen: het zogeheten backfire-effect.
De theorie was dat het brein dat effect inzet als iemand nieuwe informatie krijgt die niet overeenkomt met zijn eigen overtuiging. Door actief te redeneren tégen het nieuwe feitje, gaat de verdedigende persoon nog sterker in de misinformatie geloven. Zo kan deze UFO-spotter bedenken: ‘’Het materiaal van de UFO is misschien nooit gevonden, maar dat bewijst alleen maar dat de overheid het bestaan van aliens geheimhoudt.’’
Het backfire-effect klinkt aannemelijk, maar Pleijter laat weten dat deze theorie inmiddels niet waar blijkt, zo laat hij op Twitter weten:
Dat feitelijk onjuiste denkbeelden blijven circuleren in de samenleving komt niet door het backfire-effect, maar doordat media en politici onjuistheden vaak blijven herhalen, zelfs als ze al lang ontkracht zijn. Zie deze studie: https://t.co/sERQp6Aqa3
— Alexander Pleijter ?? (@APleijter) September 7, 2021
De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Factchecken toch effectief
Het recente onderzoek van Wood en Porter bevestigt dat het backfire-effect eigenlijk niet voorkomt. De twee onderzoekers van Ohio University en George Washington University werkten samen met factcheckers uit Argentinië, Nigeria, het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika. In elk land werd een groep van 2000 deelnemers opgedeeld in drie kleinere clubjes. Iedereen moest op een schaal van 1 tot 5 aangeven in hoeverre ze in een aantal onjuiste standpunten geloofden. De controlegroep deed dit zonder voorafgaande informatie tot zich te nemen. De tweede groep kreeg van tevoren alleen misinformatie, terwijl de derde groep naast misinformatie ook correcties van lokale factcheck-organisaties las.
De resultaten zijn opvallend. De groep die misinformatie kreeg, scoorde bijna hetzelfde als de controlegroep. De score van de factcheck-groep daarentegen verbeterde aanzienlijk ten opzichte van de controlegroep. “Misinformatie is over het algemeen veel minder invloedrijk dan corrigerende informatie”, concludeert Wood.
Zo zeker als twee maal twee… drie is?
Als misinformatie zo weinig invloed heeft op de deelnemers, is factchecken dan wel nodig? Dat hangt er eigenlijk vanaf of de lezer stellig of aarzelend is in zijn opvattingen. Factchecking werkt het beste bij lezers die niet zeker zijn van hun zaak. Mensen die niet overtuigd zijn van hun opvattingen erkennen dat hun denkbeeld nog niet compleet is. Er is dan maar een kleine kans dat er cognitieve dissonantie ontstaat.
Over nieuwe fenomenen zoals COVID is nog veel onbekend. Daarmee zijn mensen vatbaarder voor misinformatie, zo blijkt ook uit het onderzoek van Wood en Porter. Gelukkig staan de deelnemers om diezelfde reden ook meer open voor factchecking. In dit soort gevallen zijn factcheckers dus effectief. Dit is de voornaamste reden dat Pleijter de website Nieuwscheckers runt. Zo zegt hij: “Mensen lezen bijvoorbeeld op Facebook iets waarvan ze zich afvragen of het klopt. Als ze dan gaan googelen voor meer informatie, is het fijn als ze een factcheck vinden waarin ze kunnen lezen hoe het zit.”
Maar er zijn ook mensen die zeker weten dat het klopt wat ze denken, zelfs al hebben ze het fout. Zij vinden hun denkbeeld compleet en zouden daarmee risico op het backfire-effect lopen. Toch biedt het onderzoek van Wood en Porter een geruststellende conclusie. Hoewel dit soort volhardende participanten hun standpunt blijven behouden, gaan ze niet nóg sterker geloven in hun onjuiste overtuigingen. Dus baat het niet, dan schaadt het niet.
Bronnen: Proceedings of the National Academy of Sciences, George Washington University via EurekAlert!, Brookings
Beeld: iStock/Getty Images