Het gloeilampenkartel: feit of fictie?

KIJK-redactie

27 januari 2020 12:59

gloeilamp Phoebus-kartel

Op 27 januari 1880 ontving de Amerikaanse uitvinder Thomas Edison octrooi op de gloeilamp. 44 jaar later richtten de grootste gloeilampenfabrikanten in de wereld het Phoebus-kartel op. Verhinderde deze belangenclub dat er een eeuwig brandende gloeilamp op de markt kwam? Een longread!

De zaak

Op 23 december 1924 legden vertegenwoordigers van de grootste gloeilampenfabrikanten in de wereld in het Zwitserse Genève het fundament voor het Phoebus-kartel. Het zou een van de meest succesvolle kartels in de geschiedenis worden. Officieel hadden de afgezanten van het Duitse Osram, het Nederlandse Philips, het Amerikaanse General Electric, het Hongaarse Tungsram, het Japanse Tokyo Electric en bedrijven uit Brazilië, Mexico en China louter nobele doelen.

De leden van het kartel zouden octrooien uitwisselen, samenwerken bij de ontwikkeling van standaards en in het algemeen klanten wereldwijd van de hoogst mogelijke kwaliteit verlichting voorzien. Maar in werkelijkheid was het kartel er vooral op gericht om concurrenten te dwarsbomen, de markt onderling te verdelen en gezamenlijk de prijzen te bepalen.

En inderdaad slaagde het Phoebus-kartel erin om tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog de internationale markt voor gloeilampen te beheersen. Het is ook waar dat de betrokken bedrijven onderling afspraken maakten om de levensduur van de gloeilamp te beperken. Maar volgens sommigen gingen ze veel verder dan dat. Het kartel zou een lamp hebben ontwikkeld die eeuwig kan blijven branden. En die wordt uiteraard niet op de markt gebracht.

Planned obsolescence, de geplande veroudering van een product, is een vrij algemeen gehanteerde bedrijfsstrategie. Het gaat erom dat een fabrikant ervoor zorgt dat zijn product na een bepaalde tijd niet langer bruikbaar is, waardoor de consument het moet vervangen.

Begin twintigste eeuw schoten de gloeilampfabrieken als paddenstoelen uit de grond. Om de verkoop te blijven stimuleren, maakten ze peertjes die niet langer dan duizend uur meegingen. © Mikheyev Viktor/Shutterstock

De geruchten

In 1949 klaagde de Amerikaanse overheid General Electric aan. Het bedrijf wist namelijk alle concurrentie op de Amerikaanse gloeilampenmarkt in de kiem te smoren. De rechter gaf de autoriteiten gelijk. Samen met andere bedrijven, waaronder Philips, werd General Electric veroordeeld wegens het overtreden van de Sherman Anti-Trust Act, de wet die het vormen van monopolies en het maken van prijsafspraken moet verhinderen. En hoewel er tijdens deze zaak niet over geheimzinnige lampen werd gesproken, kwam er wel een geruchtenstroom op gang.

In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw gebeurde het dan ook regelmatig dat iemand na een paar borrels op een verjaardagsfeestje het verhaal opdiste van de ‘eeuwig brandende gloeilamp’. Ome Dick of neef Adriaan had van “een ingenieur die goed op de hoogte was” gehoord dat de ontwerpen voor zo’n lamp bij Philips in een geheime kluis lagen. Een alternatieve versie van het verhaal luidde dat er in de Eindhovense fabriek een peertje hing dat al veertig of vijftig jaar onafgebroken brandde. De reden dat Philips deze fenomenale lamp geheimhield, was volgens de verteller duidelijk: met een eeuwig brandende lamp zouden de verkoopcijfers van Philips drastisch kelderen en kon het bedrijf geen winst meer maken.

Dezelfde geruchten deden de ronde op verjaardagspartijtjes in Duitsland, de Verenigde Staten en Japan, maar daar waren dan Osram, General Electric of Tokyo Electric de bewakers van het eeuwig brandende peertje.

Op die manier werd het idee aangewakkerd van planned obsolescence. Bedrijven in een kapitalistische economie zouden fors geld verdienen door producten te maken met een doelbewust beperkte levensduur. Zo ontstonden ook alle verhalen over auto’s, tv-toestellen, koelkasten en scheerapparaten die nooit en te nimmer ka- pot zouden gaan, maar die veilig achter slot en grendel waren opgeborgen. In de media is het gerucht over de eeuwig brandende gloeilamp altijd afgedaan als een broodjeaapverhaal. Het zou technisch gezien onmogelijk zijn om zo’n lamp te maken. Mocht iemand er toch in slagen, dan zou zoiets toch nooit lang geheim kunnen blijven.

Ook de Nederlandse publicist Karel van het Reve betoogde in de jaren zestig dat de geruchten over de eeuwig brandende lamp lariekoek moesten zijn. Hij erkende dat de fabrikanten van verlichting er belang bij zouden hebben om zo’n lamp geheim te houden. Maar, zo betoogde Van het Reve, als een dergelijke lamp technisch haalbaar was, dan zou niemand de studenten van de Technische Universiteit in Delft ervan kunnen weerhouden om hem te ontwikkelen.

Enkele vertegenwoordigers van de grootste gloeilampenfabrikanten in de wereld. Vormden hun bedrijven het Phoebus-kartel alleen maar omdat ze de consumenten zo goed mogelijke producten wilden leveren?

De feiten

In het begin van de twintigste eeuw greep de elektrificatie als een schokgolf om zich heen. Plotseling was er een enorme vraag naar licht. Bedrijfjes die gloeilampen maakten, schoten als paddenstoelen uit de grond. Technische verbeteringen zorgden ervoor dat gloeilampen steeds meer licht gaven en steeds meer branduren leverden. De gloeilamp maakte een grote sprong voorwaarts toen de koolstofdraden werden vervangen door gloeidraden van wolfraam. Een andere dramatische verbetering vond plaats toen General Electric lampen begon te vullen met het edelgas argon. Daardoor brandden ze helderder en gingen ze bovendien langer mee. Het gevolg was dat er in 1924 al verschillende fabrikanten waren die gloeilampen maakten die 2500 uur of langer konden branden. Niets leek de komst te verhinderen van lampen die nog veel langer meegingen.

Maar dat liet het Phoebus-kartel niet gebeuren, zo ontdekten de journalisten Helmut Höge en Markus Krajewski toen ze in de Berlijnse archieven van Osram doken. Het kartel bleek in 1924 afspraken te hebben gemaakt om geen gloeilampen meer te fabriceren die langer dan 1000 uur konden branden. Alle deelnemers aan het kartel werden verplicht hun lampen regelmatig te laten inspecteren door een speciaal laboratorium in Zwitserland. Wie lampen produceerde die te lang brandden, kon op een boete rekenen. Naarmate de lampen het langer dan 1000 uur uithielden, werden de boetes hoger.

Het aantal branduren van een gloeilamp varieert vooral door de samenstelling en de dikte van zijn gloeidraad. Hoe dikker en gelijkmatiger de gloeidraad van wolfraam, hoe langer de levensduur van de lamp. De leden van het kartel maakten de draden bewust niet te dik, zodat ze nooit langer dan pakweg 1000 uur konden branden. Ze hadden daar trouwens ook een deugdelijke reden voor: de gloeidraad verdampt door het gebruik. En als de draad verslijt, gaat de lamp meer stroom verbruiken. Anders gezegd: de consument kon toch beter na 1000 branduren een nieuwe lamp kopen, want die brandde zuiniger dan een lamp met een versleten gloeidraad.

Ook Philips was onderdeel van het succesvolle Phoebus-kartel. Ligt bij het bedrijf in een kluis nog steeds het recept voor een gloeilamp die eeuwig meegaat? © Patrik Stollarz/Getty Images)

Ondanks de boetes hielden niet alle aangesloten bedrijven zich aan de regel dat een lamp maximaal 1000 uur mocht branden. De bazen van het kartel reageerden dan ook woedend toen ze ontdekten dat enkele leden probeerden de 1000-uren-limiet te omzeilen door duurzame lampen te maken.

Sommige bedrijven gebruikten tijdens het ontwikkelen en testen van hun lampen stiekem hogere voltages. Als die lampen bij de mensen thuis op een normaal voltage brandden, gingen ze langer mee. Anton Philips, de toenmalige directeur van de Nederlandse gloeilampengigant, schreef hierover aan een functionaris van General Electric: “U zult het met me eens zijn dat dit een zeer gevaarlijke ontwikkeling is, die uiterst nadelig is voor de omzet van Phoebus. Na de grote inspanningen die we hebben gedaan om uit de fase van de langlevende lampen te raken, is het van het grootste belang dat we niet terugzakken in datzelfde moeras door geen aandacht te besteden aan de hogere spanningen waarmee de levensduur van lampen kan worden verlengd.”

Het kartel legde zelfs de levensduur aan banden van de lampjes die in zaklantaarns werden gebruikt. Vóór 1924 maakte General Electric al lampjes die drie batterijladingen lang meekonden. Na 1924 werd deze duur bekort tot twee, en in 1932 besloot General Electric dat de lampjes van een zaklantaarn net zo lang mee zouden gaan als één setje batterijen. Dit werd bereikt door de stroomsterkte te vergroten. De zaklamp produceerde hierdoor meer licht, maar door de hogere temperatuur van de gloeidraad ging de lamp minder lang mee.

Het Phoebus-Kartel was aanvankelijk een daverend succes. In het belastingjaar 1926-1927 verkochten de leden van wereldwijd 336 miljoen gloeilampen. In 1930-1931 liep dat op tot 421 miljoen. Het mooiste voor het kartel was echter dat de verkoopprijs min of meer gelijk bleef, terwijl de productiekosten daalden. Er gingen dus niet alleen meer lampen over de toonbank; aan elke lamp werd ook meer verdiend.

De hamvraag is natuurlijk of de deelnemers aan het kartel lampen hadden kunnen maken die inderdaad eindeloos konden branden. Is het waar dat Philips, Osram of General Electric zo’n lamp geheimhielden? Uit het feitenmateriaal dat Höge en Krajewski hebben verzameld, blijkt overduidelijk dat de levensduur van de lampen moedwillig werd beperkt. Met al hun kennis en kapitaal hadden de betrokken bedrijven gemakkelijk een lamp met veel meer branduren in productie kunnen nemen. In die zin was er dus sprake van een samenzwering. Maar noch de rechtszaak tegen General Electric, noch al het gespit in de Osram-archieven heeft het gerucht kunnen bevestigen dat ergens in een kluis het recept van een eeuwig brandende lamp lag of ligt.

Een medewerker van Philips test gloeilampen. Als bij het Phoebus-kartel aangesloten fabrikanten lampen ontwikkelden die te lang bleven branden, kregen ze een boete opgelegd. © Philips Company Archives

Zaak gesloten?

Nog niet eeuwig, maar wel al 116 jaar, oftewel meer dan 1 miljoen uur! Zo lang reeds brandt een gloeilamp in een brandweerkazerne in het Californische Livermore. Deze ‘Centennial Light’ is opgenomen in het Guinness-recordboek. De lamp heeft zelfs een eigen webcam die duidelijk laat zien dat hij nog een zwak licht geeft. Bestaat de eeuwig brandende lamp dan toch?

Deskundigen die de Centennial Light hebben onderzocht, stelden vast dat hij een superdikke gloeidraad heeft, en dan niet eentje van wolfraam, maar van koolstof. De lamp wordt nooit aan- of uitgeschakeld, en dat heeft zeker bijgedragen aan zijn lange levensduur. Maar niemand kan echt verklaren waarom hij al zo lang meegaat. Alle andere lampen die dezelfde fabriek in deze periode maakte, zijn heel lang geleden geploft.

Deze gloeilamp in een brandweerkazerne in het Californische Livermore brandt naar verluidt al 116 jaar. De zogenoemde ‘Centennial Light’ is vooralsnog geen eeuwig brandende lamp, maar hij haalde wel het Guinness-recordboek. © Livemore Fire Department

Deze Complot!-aflevering staat ook in KIJK 2/2018.

Meer informatie:

Tekst: Teake Zuidema

Openingsbeeld: Arek Socha/Pixabay

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!