Vandaag zou de Nederlandse natuurkundige en astronaut Wubbo Ockels 73 jaar zijn geworden. Ockels maakte in 1985 als eerste Nederlander ooit een ruimtevlucht. Zeven dagen lang verbleef hij als astronaut aan boord van de spaceshuttle Challenger. In 1987 interviewde toenmalig KIJK-hoofdredacteur Hans Waleveld de ruimtevaarder en dit volledige gesprek lees je nu hier.
Veel mensen zien Wubbo Ockels als een soort sportman. Hij heeft een tocht in de ruimte gemaakt en dat is natuurlijk geweldig. Maar, zo vragen zij zich af, wat doet hij nu eigenlijk.
Hetzelfde, antwoord ik in zo’n geval. Dat wordt dan vreemd gevonden, want, ja, ik heb die ruimtereis toch achter de rug.
Nu is het natuurlijk, laten we eerlijk zijn, een merkwaardig beroep: wetenschappelijk astronaut. Het staat op mijn visitekaartje, het staat op de deur van mijn kantoor, ik ben als zodanig in dienst van de ESA (Europese ruimtevaartorganisatie). Ik verdien er mijn salaris mee en er is ook omschreven wat mijn taak is. Maar normaal? Niet als je het vergelijkt met een piloot of de kapitein van een schip. Die doen regelmatig wat er van ze wordt verwacht. Ze vliegen, ze varen. In mijn geval is dat niet zo, dat is natuurlijk het rare. Het komt doordat er maar zo verrekte weinig mogelijkheden zijn.
Er zijn op het ogenblik (september 1987, red.) maar zo’n tweehonderd mensen die zich astronaut kunnen noemen. Dat zijn mensen die in de ruimte zijn geweest of zich op een reis voorbereiden. Er zijn er maar weinig die meer dan één vlucht hebben gedaan. In alle gevallen is er sprake van een zeer lange voorbereiding. In mijn geval was het acht jaar. Dat is heel normaal. Ik sta geboekt voor een volgende vlucht.
Heeft u zich voor uw vlucht nooit afgevraagd: “gebeurt het nog eens?”
Ik heb in die acht jaar een aantal veranderingen meegemaakt in de plannen. Daardoor kreeg ik nooit het gevoel dat je moest wachten.
Maar hebt u in die acht jaar nooit het gevoel gehad dat u op herhaling was?
Nauwelijks. Kijk, herhaling van routine, dat is wel goed, dat is lekker. Maar echt routinehandelingen spelen nauwelijks een rol in mijn beroep. Het gaat er om dat je goed leert je aan de omstandigheden aan te passen. Negentig procent van de tijd gaat heen met de voorbereiding op je werkelijke taak. Dat zijn de experimenten die gedaan moeten worden. Nou, probeer maar eens, zoals ik in de laatste twee jaar moest doen, zeventig experimenten in twee jaar tijd te leren. Dat betekent dat je zelfs voor de wat ingewikkelder experimenten nauwelijks meer dan een paar weken hebt.
Welke experimenten hebben, achteraf gezien, een belangrijke bijdrage geleverd?
Dat geldt voor een heleboel onderzoek dat we hebben gedaan. Het is fantastisch wat je allemaal in de ruimte kan doen. Het is misschien wel zo dat ons meer duidelijk is geworden dan we hadden willen weten. Zo komen de verwachtingen over fabricageprocessen die in de ruimte uitvoerbaar zouden zijn lang niet allemaal uit. Er gebeuren dien die we niet verwachtten. Maar die vergrootten natuurlijk wel onze kennis. De grootste verrassingen, daarvan is iedereen overtuigd, lagen in de biologische sfeer. We hadden een serie biologische experimenten aan boord die een zo goed mogelijk overzicht boden van het fundamentele levensproces. Zaken als celdeling en celgroei kwamen daarin aan de orde. Het was een heel systematisch onderzoek waarbij bijvoorbeeld de aan- of afwezigheid van zwaartekracht een grote rol speelde. Tot onze verbazing kwam eruit dat cellen heel nadrukkelijk reageren op de aanwezigheid van zwaartekracht. Stel je voor! Zo’n celletje is zo klein, daar zou die zwaartekracht nauwelijks een rol voor moeten spelen. Maar dat is niet waar.
Neem bijvoorbeeld eencelligen als bacteriën. Als je die in een afgesloten ruimte laat leven, dan weet je dat ze zich ontwikkelen totdat er een tekort aan voedsel ontstaat. Daar reageren ze op. ze weten dat het zo niet verder kan. Ze worden sporen. Die sporen komen weer tot leven als er voedsel beschikbaar is. Dat is natuurlijk een prachtige manier om te overleven. Wat gebeurt er in de ruimte? Daar zijn ze gewoon dom. Ze eten alle voedsel op en gaan dood.
Zoiets brengt mij bij de vraag: heeft die zwaartekracht een uiterst belangrijke rol in de evolutie gespeeld. Er zijn ook boeiende aspecten bij leven op hogere niveaus. Bij bananenvliegjes neemt de eivorming tijdens een ruimtevlucht toe. Maar de embryo’s ontwikkelen zich langzamer en de mannetjes daarvan worden beduidend minder oud.
Ik heb aan mijn reis een heel elementaire vraag overgehouden. Wat is die zwaartekracht, wat doet die eigenlijk. Telkens als ik daar aan denk, kom ik terug bij de ontwikkeling die er vroeger geweest is. De mens keek rond en hij zag de aarde als een plat vlak. Dan veroorzaakt de wetenschap een aantal omwentelingen. De aarde is rond, staat niet meer in het centrum. Zelfs de zon blijft niet het middelpunt van het heelal. Er is tussen de sterren, tussen de melkwegstelsels zelfs geen centrum te vinden.Maar er is iets dat we wel als middelpunt houden: de tijd. Leven en tijd zijn zoals we ze waarnemen, altijd waargenomen hebben. Daar wordt niet aan getwijfeld. Ik twijfel wel. Wat is de rol van de zwaartekracht? Die zwaartekracht die ons helemaal heeft gevormd, ook onze zienswijze beïnvloedt. Het leven maakt, sinds het hier op aarde is ontstaan, gebruik van de zwaartekracht. Je hand wordt er door geleid, maar ook je gedachtegang.
Sommige mensen houden van de bergen en de anderen van het strand. Houdt u van de ruimte?
Heel veel. Maar het gaat om andere emoties. Kijk, de ruimte is niet zo erg menselijk. Het is dus niet zoiets als vakantie. Als ik dan naar het strand ga dan wil ik die zoute lucht, die wind, die zon. Het natuurlijke, het dierlijke wordt dan in je aangesproken. In de ruimte ben je als mens boven de natuur komen te staan. Er is geen natuurlijk element. Je maakt je eigen omgeving. Uiteraard is het, als je voor het eerst in de ruimte komt, wel een heel moeilijke omgeving. Je moet aan alles wennen. Je kan zweven, niks voelen en toch van plaats veranderen, bijvoorbeeld door een onwillekeurige spierbeweging. Om die situatie meester te worden, kost de eerste twee dagen intensieve arbeid. Ik kreeg er zelfs hoofdpijn van. Maar na drie dagen heb je het bedwongen.
Dan ga je er echt van houden?
Dan ga je ervan genieten. Houden van? Ik vind houden van een beetje een moeilijk begrip. Dat betekent zoveel als dat ik zoiets meestal wil. Altijd in de ruimte zijn, dat wil ik niet.
Ik wil nog steeds graag weten wat Wubbo Ockels nu, na zijn vlucht, doet.
Ik doe een aantal verschillende dingen, maar ze berusten op dezelfde basis. Die basis is: ik ben in de ruimte geweest. Anderen ook. Mijn ervaring, de dingen die ik daardoor heb geleerd, laat ik ten goede komen aan de ESA. Dat is mijn eerste doel. Hoewel ik in principe deel uitmaak van de bemanning van de D2, bereid ik mij nu niet voor op die vlucht. De missie is van 1988 verschoven naar ’91-’92. Ik wil er ook eigenlijk niet over praten voordat de shuttle er is.
Waar ik mee bezig ben, is de ESA tot een organisatie voor bemande ruimtevaart te maken. Ik overtuig mensen, stel plannen op, hou mij bezig met het budget voor volgend jaar, ontwikkel een perspectief voor de toekomst.
Maar het gaat ook om praktische zaken zoals de toekomstige werkwijze van de astronaut. We zijn bezig daar een laboratorium voor op te zetten.
Een simulator?
Nee, het gaat om apparatuur waarmee we de samenwerking van mens en machine meten. We willen nagaan hoe die functioneert en hoe we die kunnen verbeteren. Kennis, daar gaat het om. Wat kunnen we doen, wat kan het doen, wat kan het niet doen, hoe betrouwbaar is het, hoe veilig.
Hoewel u geboekt staat voor de volgende vlucht, houdt u zich eigenlijk bezig met de volgende generatie astronauten?
Precies.
De ESA zal nieuwe astronauten werven?
Ja, over twee jaar. Mijn voorstel is om volgend jaar te beginnen met de voorselecties. Ik wil eigenlijk twee nieuwe astronauten per jaar selecteren. Mij staat een heel langzame groei voor ogen. Niet alleen om zoveel mogelijk desillusies te voorkomen – mensen die maar steeds zitten te wachten – maar ook om een goede leeftijdsverdeling te krijgen. Je ziet op het ogenblik alleen maar oude mensen.
Lijkt het u leuk de nieuwe lichting straks zelf te trainen of laat u dat liever aan anderen over?
Ik heb door mijn ervaring bepaalde ideeën over hetgeen in de toekomst van een astronaut verwacht zal worden. Dat probeer ik duidelijk te maken in de opzet van de training, de manier waarop de selectie wordt uitgevoerd. Ik ben een groot voorstander van de creatieve mens. In mijn ogen is de bemande ruimte vaart sinds het begin helemaal niet zo ontwikkeld. Dat komt voornamelijk doordat we er niet erg succesvol in zijn geweest om een creatieve omgeving voor de mensen te scheppen. We hebben mensen gebruikt als… ja, ik noem het robotiaan. Iemand die precies doet wat je zegt.
Ik wil geen kritiek hebben op de mensen die naar de maan zijn gegaan. Maar in de toekomst zal het, door nieuwe ontwikkelingen, anders lopen. Machines zullen de mens meer ruimte geven. Ze controleren de veiligheid, zorgen dat fouten worden voorkomen of hersteld.
Maar op welke wijze kan die creativiteit in de ruimte worden gebruikt?
Dat is natuurlijk een rare vraag. Het is zoiets als: “Wat gaan we morgen uitvinden?”
U vindt dat er voor creativiteit mogelijkheden moeten komen omdat het om een typisch menselijke eigenschap gaat die ons bepaald geen windeieren heeft gelegd.
Menselijke talenten kunnen op velerlei manieren in de ruimte worden gebruikt. Welke mensen daar zullen werken en tot welke gedachten ze zullen komen, weet je van tevoren niet. Maar dat er ideeën zullen komen, weet je zeker. En ook dat ze anders zullen zijn en nieuw. Er zal een vernieuwende werking van uitgaan naar de aarde. Dat weet je eigenlijk zeker. Het drastische verschil van omgeving – denk aan de zwaartekracht – speelt daarin een rol.
Ik denk dat u gelijk hebt, maar ik denk ook dat u in uw kringen nogal wat mensen tegen zult komen die ‘resultaatvoetbal’ willen spelen.
In zo’n geval antwoord ik dat ik sinds ik bij de ESA werk drie patenten heb gekregen op nieuwe ideeën. Als ik mij niet met de ruimtevaart bezig had gehouden, zou ik die nooit hebben gehad.
De mensen die zeggen: “Wat komt er uit, wat kunnen we er commercieel mee doen, wat voor effect heeft het” die stellen de verkeerde vragen. Als je iets wezenlijk nieuws onderneemt, iets groots als de ruimtevaart, dan weet je zeker dat er iets uitkomt. Maar je weet niet wat. Je weet wel dat, als je het niet doet, er niets uitkomt.
Merkwaardig toch. We hebben onze vooruitgang te danken aan de menselijke nieuwsgierigheid. Toch wordt die vaak niet op prijs gesteld.
Wat dat betreft, ben ik weleens bang dat het onderwijssysteem in Nederland op den duur problemen zal geven. Stel je een wetenschapper voor die heel goed en creatief is. Kan je zo iemand in een positie zetten waarin hij zijn talenten kan uitbuiten? Zo dat hij niet wordt belaagd met allerlei bestuursfuncties en universiteitszaken? Als we zulke mensen niet de kans geven, waar halen we dan straks onze vernieuwing vandaan? Dát baar mij weleens zorgen.
Denk eens aan de langere termijn. Over twee- of drieduizend jaar zal geen historicus praten over de mooie Opeltjes en Volvootjes waar we nu in rijden. Of welke kortzichtige welstand dan ook. In vijf jaar economisch resultaat willen zien is absolute flauwekul. Waar het om gaat, is cultuur. Welke wetenschap, welke kunst er is gemaakt. Welke hoop er is gegeven aan de bevolking.
Tekst: Hans Waleveld († 2016)