‘Jan Oerman had een schurfthekel aan de natuur’

KIJK-redactie

04 februari 2016 11:00

Bioloog en KIJK-columnist Ronald Veldhuizen over het waanidee dat het héél vroeger allemaal beter was.

Natuurlijk. In balans. Terug naar de oorsprong. Puur. Het zijn woorden uit het vocabulaire van iedereen die ook maar een beetje milieuactivist is. Zulke taal wijst niet alleen op een behoefte om wat zuiniger op onze aarde te zijn. Nee, met frasen als ‘puur’ en ‘oorsprong’ zie ik vooral een verlangen naar een perfecte plek waar we blijkbaar ooit hebben geleefd – zoiets als het Bijbelse Paradijs. Weet je nog: toen Adam en Eva zonder gewetensproblemen in hun blote reet door de bossen renden? Geen gedoe met beesten die uitstierven, smeltende kerncentrales of plastic verpakkingen.

Van Adam en Eva is geen spoor meer te vinden, maar gelukkig hebben we de prehistorische resten van onze andere voorouders nog. Het plaatje dat daaruit rolt, ziet er niet bepaald paradijselijk uit. Een beetje oermens kon fluiten naar een rustig hutje op de hei. Tandbederf, rotziektes, kindersterfte en kuddedieren die geen zin hadden om op de menukaart te belanden van McHolbewoner: het kan niet anders of Jan Oerman had een schurfthekel aan de natuur.

Dat was te merken. Zwartgeblakerde zaden en houtskoolresten in de grond zeggen genoeg. Bossen, graslanden en prairies: regelmatig staken jager-verzamelaars ze allemaal genadeloos in de fik. Soms om beter te kunnen jagen, soms gewoon voor de lol, afgaande op de uitleg van het handjevol stammen dat in de Amazone en in Afrika overblijft.

Ook de voedselvoorzieningen van menig holbewoner was lomp: om één bizon te vangen, lieten inheemse indianen complete kuddes in blinde paniek het ravijn instorten. Logisch dus dat waar jager-verzamelaars heen trokken, de lokale diersoorten rap uitstierven.

Mens en natuur hebben elkaar nooit écht gemogen. Van een bevredigende balans was nimmer sprake. Sterker nog: pas nu we met moderne gemakken afstand nemen van de natuur, stelt ons dat in staat om in alle kalmte stil te staan bij wat we niet aan natuur kwijt willen. Die afstand moeten we koesteren. Dat paradijs waarnaar we terugverlangen, is er nooit geweest.

Deze column verscheen ook in KIJK 12/2015.