Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Joseph Kittinger werd wereldberoemd toen hij in 1960 een parachutesprong maakte van 31 kilometer hoog. Ruim vijftig jaar hield hij het record van ’s werelds hoogste parachutesprong. Hij overleed dit weekend op 94-jarige leeftijd.
In Amerika is luchtmachtkolonel Joseph Kittinger (1928) een levende legende. Zijn carrière omspant ruim 65 jaar en kent veel meer hoogtepunten dan alleen zijn beroemde, extreme parachutesprong uit 1960. Als testvlieger stond hij aan de basis van het Amerikaanse bemande-ruimtevaartprogramma, hij was gevechtsvlieger in de Vietnamoorlog en stak daarna als eerste met een ballon solo de Atlantische Oceaan over. In 2012 maakte de wereld opnieuw kennis met Kittinger dankzij het project Red Bull Stratos. Als persoonlijke coach hielp hij Felix Baumgartner bij het verbreken van zijn eigen record. Een record dat toen al 52 jaar overeind stond.
KIJK sprak in 2015 met Kittinger. Dat interview lees je hier.
Over uw recordsprong hebben we het straks. Daarvóór was u testvlieger bij de Amerikaanse luchtmacht. Wat onderzocht u toen?
“Begin jaren vijftig was ruimtevaart voorbehouden aan sciencefictionhelden als Buck Rogers. Niemand dacht er serieus over na dat mensen de ruimte in zouden gaan. Maar ik werkte voor een visionair, kolonel John Paul Stapp. Hij wist dat het ervan zou komen en wilde onderzoek doen naar het vermogen van mensen om zich aan te passen aan de omstandigheden in het heelal. De impact van g-krachten, kosmische straling, overleven op een plek waar geen zuurstof is. Veel mensen lachten hem uit, maar hij zette door. Ik was onderdeel van zijn team.”
U was een van de eerste piloten die zero-g-vluchten uitvoerde om met gewichtloze omstandigheden te werken. Hoe ging dat toen?
“Op de luchtmachtbasis Holloman in New Mexico vloog ik met de tweepersoons Lockheed T-33, nog zonder versnellingsmeters. Dus ik hing een golfbal aan een touwtje in de cockpit. Na een steile klimvlucht draaide ik het motorvermogen terug en probeerde ik met mijn stuurknuppel de golfbal zo lang mogelijk op dezelfde plek te laten zweven. Meestal ging dat een seconde of twintig goed. Mijn passagier deed dan wetenschappelijk onderzoek.”
Wat voor onderzoek was dat dan?
“Dat kon van alles zijn. We wilden vooral weten hoe het menselijk lichaam reageerde op gewichtloze omstandigheden. Hooguit een paar mensen waren in die tijd gewichtloos geweest. Mijn passagier nam ook eens een kat mee om die te laten zweven. Zo kwamen we erachter dat een kat zich ook in gewichtloosheid heroriënteert, maar dan met zijn ogen. Later vlogen we parabolen met de F-104 Starfighter. Daarmee kon ik de periode van gewichtloosheid oprekken tot meer dan een minuut.”
U werd niet kotsmisselijk?
“Integendeel, ik vond het prachtig. Ik heb meer dan duizend parabolen gevlogen. Een van de onderzoekers dacht dat mensen niet naar het heelal zouden kunnen reizen vanwege ruimteziekte. Toen hebben we gezocht naar iemand die nog nooit had gevlogen. We vonden een sergeant die dat op de Bijbel zwoer. Hij kwam uit Kentucky, dus we geloofden hem. Die jongen heb ik na het opstijgen meteen zero g gegeven. Hij vond het schitterend en wilde nóg een keer en nóg een keer. We vlogen twintig parabolen en hij werd niet ziek. Zo probeerde ik die wetenschapper ervan te overtuigen dat het prima te doen was: leven onder gewichtloze omstandigheden.”
U stond dus aan de basis van het Amerikaanse bemande ruimtevaartprogramma Mercury.
“Ons onderzoek is zeker waardevol geweest. Voordat Alan Shepard in 1961 de eerste Amerikaan in de ruimte werd, deed ik met heliumballonnen ervaring op met de omstandigheden waarin hij zou gaan werken. Ik was de eerste die langere tijd boven de Armstronglijn verbleef. Dat is een denkbeeldige grens op ruim 19 kilometer hoogte waar de druk zo laag is dat je bloed gaat koken. Je móét er een drukpak aan, verwarming regelen en zuurstof meenemen, anders ben je binnen een paar tellen dood. Niemand was ooit lang op die hoogte geweest. In dat opzicht was ik de eerste astronaut.”
De NASA zocht in 1959 zeven astronauten. Uw cv was waarschijnlijk beter dan dat van Shepard en de anderen. Waarom werd u geen astronaut?
“Ik had andere prioriteiten. Dat kwam door een samenloop van omstandigheden twee jaar eerder. Ik steeg op met een F-100 vanaf Holloman toen mijn vliegtuig in brand vloog en ik mijn schietstoel moest gebruiken. De parachute klapte open en één swing later raakte ik de grond. Die parachute heeft mijn leven gered. Een week na dat incident meldde kolonel Stapp dat hij de baas werd van een medisch laboratorium in Dayton, Ohio. Hij wilde mij op de afdeling biofysica hebben om te werken aan schietstoelsystemen voor piloten die op grote hoogte in de problemen kwamen. Ik was loyaal aan Stapp, en dus net aan de dood ontsnapt dankzij een schietstoel. Zo raakte ik betrokken bij het onderzoek naar parachutes, schietstoelen en alle andere spullen die nodig zijn om de overlevingskansen van vliegers te verbeteren. Zo kwam ik ook terecht in die ballon op 31 kilometer hoogte.”
In 1960 waagde u die recordsprong in het kader van Project Excelsior. Was dat voor de kick of voor keihard wetenschappelijk onderzoek?
“Puur voor het onderzoek. Voordat ik aan Project Excelsior begon, was er een team parachutisten dat hetzelfde onderzoek deed. Ze kregen veel publiciteit, maar boekten weinig resultaat. Ik besloot het anders te doen. Samen met dertien van de beste mensen ontwierp ik ballonmissies naar de stratosfeer. We hielden alles geheim en vertelden het pas aan de media als een doel was gehaald. Na elke missie, ook de testvluchten op lagere hoogten, hielden we what-if-sessies. Dan verzonnen we alles wat er mis zou kunnen gaan en zochten we oplossingen in het ontwerp van de gondel, de ballon en de persoonlijke uitrusting.”
In die tijd waren ook de ufo-waarnemingen bij Roswell, in New Mexico. U kunt een deel van het mysterie voor ons oplossen. Hoe zit dat?
“Op een gegeven moment stond in alle kranten dat een roodharige kapitein zich midden in de woestijn van New Mexico uit de voeten had gemaakt met een buitenaards wezen. Deze alien had een groot rood hoofd en spleetogen. Ik snap die beschrijving wel. Die man was natuurlijk geen alien, maar mijn passagier bij een wetenschappelijke ballonvlucht die eindigde in een crash in de woestijn. Hij had al zijn bloedvaten gescheurd en zijn hoofd was enorm opgezwollen. Dat zag er heel raar uit, ook omdat hij nauwelijks kon lopen. Ik, die roodharige kapitein van de luchtmacht, wilde ons project geheimhouden en moest dus zo snel mogelijk weg zien te komen van die plek.”
Waartoe heeft al uw ballononderzoek geleid?
“We hebben veel geleerd over de systemen die nodig zijn om te overleven in de ruimte. Maar het onderzoek was ook van cruciaal belang voor de ontwikkeling van schietstoelen. We ontwikkelden de Beaupre multi-stage parachute. De remparachute van dat systeem zit nog steeds in alle schietstoelen van jachtvliegers. Na Excelsior bouwden we heliumballonnen voor Stargazer, een project waarbij we met een telescoop naar grote hoogte gingen om geen last te hebben van de turbulentie in de dampkring. Stargazer was de voorloper van de Hubble-ruimtetelescoop. Maar toen Stapp wegging en wij met twee mislukte ballonvluchten op rij te kampen hadden, werd het programma beëindigd. Daarop vertrok ik naar Vietnam.”
Ook daar heeft u veel meegemaakt: u vloog 483 gevechtsmissies en was bijna een jaar krijgsgevangene. Hoe kwam u de tijd door?
“Ik zat veel in eenzame opsluiting. De Noord-Vietnamezen wisten dat ik een van hun MiGs had neergehaald en als gevangene met de hoogste rang was ik nogal het pispaaltje voor ze. Ik kreeg geen boeken, geen potlood. Om bezig te blijven, begon ik in gedachten mijn volgende missie te plannen: een ballonvlucht rond de wereld, solo en non-stop. Ik bedacht de systemen, de logistiek, de communicatie. Ik ontwierp de ballon en de gondel tot in de kleinste details. Dat heeft me erdoorheen gesleept. Uiteindelijk is het niet gelukt om een sponsor te vinden voor die vlucht. Ik was wel de eerste die in één ruk met een ballon over de Atlantische Oceaan vloog.”
We maken een grote sprong naar 2012. Waarom wilde u Felix Baumgartner helpen?
“De belangrijkste reden voor mij was opnieuw het onderzoek. Dit team werkte met de volgende generatie drukpakken en ik wilde daar een bijdrage aan leveren. We zouden heel nauwkeurige gegevens verzamelen en voor het eerst in de geschiedenis zien wat er gebeurt als een mens in vrije val de geluidsbarrière doorbreekt. Aan mijn deelname verbond ik drie voorwaarden. Ten eerste moest Felix drie sprongen maken, niet één. Bij testvluchten ga je ook niet meteen naar de maximale hoogte en snelheid. Je bouwt het rustig op, zodat de ground crew en de piloten van hun fouten kunnen leren en je de systemen kunt verbeteren. Ten tweede wilde ik twee ballonnen voor elke vlucht. Soms gaat er een kapot en dan wil je meteen door kunnen met een reserve. Achteraf maar goed ook, want bij de recordsprong van Felix hadden we die extra ballon nodig. En ten derde vroeg ik Felix om te stoppen met basejumpen tot het project voorbij was. Ik wilde niet het risico lopen dat hij een week voor de missie te pletter zou vallen. Tot mijn verbazing ging Red Bull akkoord met al mijn voorwaarden, ook al werd het project daardoor veel duurder. Toen alles rond was, zei ik wat ik als vierde en laatste voorwaarde had: dat ik zelf geen Red Bull hoefde te drinken.”
Google-topman Alan Eustace sprong in 2014 van ruim 41 kilometer hoog en verbrak daarmee opnieuw het hoogterecord. Hoe heeft u dat beleefd?
“Ik vind het goed dat mensen grenzen blijven verkennen en verleggen. Kijk wat er de afgelopen tweehonderd jaar is gebeurd en beeld je dan in wat we de komende tweehonderd jaar nog kunnen meemaken. In elk geval een reis naar Mars; daar ben ik van overtuigd. Maar er bestaat geen makkelijke weg naar dat succes. Het vraagt doorzettingsvermogen en heel hard werken. Wij kozen destijds bewust Excelsior als naam voor het project. Het betekent: hoger, steeds hoger. Dat is wat wij, de mensheid, gaan doen.”
Beeld: Jim Spellman/Getty Images
Tekst: Sander Koenen