Bioloog en KIJK-columnist Ronald Veldhuizen over de misvatting dat brainstormen daadwerkelijk iets oplevert.
Vergaderen heb ik nooit gerekend tot momenten van puur geluk. Uit verveling neem ik gewoonlijk een overdosis cafeïne en koekjes, en tel ik de minuten af. Doei, twee uur van mijn leven. Iets vermakelijker vind ik de bijeenkomsten waarin ik en de andere aanwezigen een soort gigantische ideeënmachine vormen: de brainstorm.
Brainstormen is een soort van vrijbrief om totaal absurde gedachten, van het soort dat je meestal in de badkamer of op het toilet bedenkt en daar vervolgens achterlaat, toch bespreekbaar te maken. “Even een wild idee, hoor: wat als we de voorkant van onze folder kanariegeel maken? En met kabouters erop. Iedereen vindt kabouters leuk.” “Die noteren we!” En zo verder.
Ja, je leest het goed: geen gedachte is te min. Onkritisch ideeën aanhoren, is een van de kenmerken van een goede brainstorm. Bezwaren mogen niet, anders slibt de vergadering dicht bij het eerste matige voorstel, terwijl het punt van de brainstorm juist is om zoveel mogelijk ideeën te bedenken. Tussen de stortvloed aan gedachten zit dan vast één goede. Dat beweerde althans de uitvinder van de brainstorm, de Amerikaanse marketinggoeroe Alex Osborn, in 1942.
Maar levert het echt iets op? Hoe leuk brainstormen ook is: nee. Wetenschappers hebben de brainstorm flink onderzocht en weten al een tijdje dat het een belabberde manier is om tot slimme plannen of oplossingen te komen. Je houdt meer creatieve ideeën over als iedereen voorafgaand aan de vergadering een plan uitwerkt en afwacht of dit een flinke lading kritiek en debat overleeft, zo blijkt uitonderzoek van bijvoorbeeld Charlan Nemeth. Het probleem van de brainstorm is groepsgedrag. Iedereen gaat ervan uit dat de creativiteit van de groep het zware werk opknapt.
De perfecte brainstorm, zo stel ik me voor, levert niet veel beters op dan iets als het Koningslied. Leuk voor op het toilet of onder de douche, maar daar had het misschien beter kunnen blijven.
Deze column verscheen ook in KIJK 10/2015.