‘Meeste kinderen associëren Piet met clown’

Naomi Vreeburg

04 december 2015 09:00

De intocht van Sinterklaas

De meeste Hollandse koters die werden ondervraagd over Zwarte Piet zagen hem als een aardig, slim, hardwerkend hulpje. 

Op sociale media en televisie heeft iedereen zijn mening paraat over Zwarte Piet. Het wemelt van de  argumenten waarom hij zijn uiterlijk juist wel of niet mag behouden. Een aantal tegenstanders is bang dat kinderen mensen met een donkere huidskleur gaan zien als dommig en knecht van de ‘witte mens’ door Zwarte Piet. Judi Mesman (Universiteit Leiden) en haar collega’s onderzoeken of dit daadwerkelijk zo is.

Clown

Tot nu toe hebben ze 201 blanke kinderen van 5 tot en met 7 jaar, woonachtig in de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland, gevraagd welke kenmerken ze bij Piet vonden horen. Ook moesten de telgen kaartjes categoriseren van Zwarte Piet, een zwarte persoon, een clown en een witte persoon.

80 procent van de geïnterviewde kinderen associeerde Zwarte Piet met een aardig, slim en hardwerkend figuur. 19 procent van de kinderen noemde de eigenschap lui en 35 procent liet het woord ‘dom’ vallen. 83 procent van de koters zag Piet als ‘hulpje’.

Hoe de kinderen de kaarten sorteerden, hing mede af van hun leeftijd. 3 procent van de 5-jarigen legde Zwarte Piet op het kaartje van een zwarte persoon. Dit was 11 procent bij de 6-jarigen en 20 procent bij de 7-jarigen. De meerderheid deelde Zwarte Piet in bij de clown.

Ouders

Mesman onderzocht ook of kinderen worden beïnvloed door de mening van hun ouders. 18 procent van de ouders vond Zwarte Piet racistisch. De onderzoeker merkte op dat kinderen van deze groep iets vaker de relatie leggen tussen Zwarte Piet en een zwarte persoon en meer kenmerken als hulpje, lui en dom noemden. “Misschien hebben deze kinderen gesprekken van ouders opgevangen over dit onderwerp waardoor ze zich meer bewust zijn van de mogelijke negatieve kenmerken van Zwarte Piet”, zegt zij in een persbericht.

We moeten het overigens met dit persbericht doen. De resultaten zijn nog niet gepubliceerd in een wetenschappelijk vakblad.

Bronnen: Universiteit Leiden