Menselijk brein overleefde 2600 jaar onder de grond

Eline Feenstra

09 januari 2020 15:59

menselijk brein

Wetenschappers hebben het brein van een man onderzocht dat opvallend lang na zijn overlijden intact is gebleven.

Duizenden jaren geleden. Een laatste adem voordat de grond onder zijn voeten vandaan zakte. Wie de man aan de galg was, zullen we waarschijnlijk nooit weten. Al snel rotten zijn vlees en organen weg, en ging zijn haar in stof op. Wat overbleef? Zijn botten. En opmerkelijk genoeg ook een stuk van zijn brein.

Lees ook:

Heslington-brein

Het brein, ook wel Heslington-brein genoemd, is in 2008 al ontdekt in Groot-Brittannië. De jaren daarna zijn onderzoekers massaal aan de slag gegaan met de complexe puzzel. Hoe kan het dat dit stuk weefsel het al die tijd heeft overleefd? Onder normale omstandigheden begint hersenweefsel na de dood al snel te ontbinden. In vergelijking met andere lichaamsdelen is dit verval bijzonder snel, waarbij verschillende eiwitten aan het werk gaan om de cellulaire infrastructuur te vernietigen.

Toen archeologen een stuk intact brein in de schedel vonden, kwam dit dan ook als een enorme verrassing. Volgens koolstofdatering overleed de man ergens tussen 673 en 482 voor Christus. Aan de gebroken wervelkolom te zien, was dit vermoedelijk het resultaat van een ophanging. Om te achterhalen waarom het brein van juist deze man heeft niet is vergaan, doken de wetenschappers dieper in de eiwitstructuren.

Ondersteunende cellen

De hersenen bestaan uit een complex systeem waarbij op cellulair niveau ondersteuning nodig is om goed te kunnen werken en verbindingen te kunnen behouden. In levende hersenen wordt deze taak verricht door intermediaire filamenten, dunne eiwitbuisjes die de cellen versterken en in vorm houden. Het lijkt erop dat, onder de juiste omstandigheden, de filamenten hun netwerk kunnen behouden. Zelfs lang nadat de cellen verloren zijn gegaan.

Door met een microscoop naar het Heslington-brein te kijken, konden de filamenten zichtbaar gemaakt worden. Bovendien konden onderzoekers met markers aantonen dat hier vroeger uitlopers van neuronen hebben gezeten. Ook waren er grote hoeveelheden filamenten van ‘helper-cellen’ te zien, zoals astrocyten, die verantwoordelijk zijn voor de stabiliteit en veiligheid van de chemische omgeving van neuronen. Van het DNA van de man was echter weinig overgebleven.

Chemische stof

Gezien het feit dat er geen tekenen waren van ‘conserverende omstandigheden’ zoals bevriezing, gebrek aan zuurstof of een zure omgeving, was het nog flink moeilijk om een verklaring te vinden voor dit opmerkelijke fenomeen. De onderzoekers vermoeden dat er sprake was van een externe chemische stof die de proteasen, enzymen die eiwitten afbreken, hebben geremd. De stof zou vanuit de buitenkant van het brein naar diepere structuren zijn gedrongen.

Aan het stokoude brein zelf was niets speciaals te zien. Het zou daarom zomaar kunnen dat over 2600 jaar een van onze eigen bovenkamers onder de microscoop te vinden is.

Bronnen: ScienceAlert, Journal of the Royal Society Interface