‘Of meer. Of minder’

KIJK-redactie

22 mei 2016 11:32

porno

Hoe kan het dat onderzoeken naar porno elkaar zo vaak tegenspreken? Dat vraagt schrijver en KIJK-columnist Ronald Giphart zich af.

Ik heb regelmatig geschreven over onderzoeken die er de afgelopen jaren zijn gedaan naar het gebruik van pornografie op internet. Er verschijnen namelijk nogal wat wetenschappelijke publicaties van de consumptie naar wat in het Duits unzüchtige Darstellung heet.

Schaamte

Opvallend aan deze studies is dat de resultaten regelmatig (sterk) verschillen. Volgens het ene onderzoek is 35 procent van alle downloads wereldwijd van pornografische aard. Een ander onderzoek stelt dit getal op 70 procent. Volgens een onderzoek uit 2006 zou 87 procent van alle Amerikaanse studenten weleens seks hebben gehad met behulp van webcams, MSN of telefoon, een getal dat later werd tegengesproken door andere onderzoekers. 25 procent van alle vragen aan zoekmachines als Google zou pornografisch van aard zijn. Of meer. Of minder. 24 procent van de mensen zou pornografisch beeldmateriaal op hun mobiele telefoon hebben opgeslagen. Of meer. Of minder.

Pornografie – wees eens even eerlijk – is een onderwerp waarvoor de meeste mensen zich zullen schamen. Bij onderzoeken naar surfgedrag is het dan ook belangrijk wat er wordt gevraagd, wie er wordt gevraagd, hoeveel mensen er worden gevraagd en hoe veilig de ondervraagden zich voelen. Een anoniem internetonderzoek naar seksueel gedrag van een condoomfabrikant zal om die reden wellicht anders uitpakken dan een onderzoek dat wordt uitgevoerd op verzoek van een christelijke organisatie voor behoud van gezinswaarden. Een site als het technoblog Gizmodo heeft andere cijfers over pornoconsumptie dan de familiefilter Covenant eyes, die gebaat is bij alarmerende berichten over porno-surfgedrag. De gemiddelde leeftijd dat jongens en meisjes voor het eerst pornografie zien is twaalf. Nee, elf. Nee, acht.

Pornografie

Vorige maand kreeg ik de onderzoeksresultaten van een net verschenen pornostudie gestuurd, deze keer niet direct naar pornografie zelf, maar naar studies naar pornoconsumptie (Documenting pornography use in America. A comparative analysis of methodological approaches). Hoe kan het dat zoveel onderzoeken elkaar tegenspreken en wat zou de beste manier zijn om wél tot gedegen resultaten te komen?

De wetenschappers onderzochten vier grote studies en een van hun bevindingen was dat de kans op een waarheidsgetrouw antwoord groter is wanneer je mensen vraagt naar de laatste keer dat zij pornografie hebben gezien – wees eens even eerlijk – dan wanneer je ze rechtstreeks naar hun algemene kijkpatroon vraagt. Met dit in gedachten bekeken de wetenschappers de resultaten van de verschillende onderzoeken opnieuw. De conclusie: in 2014 keek 46 procent van de Amerikaanse mannen en 16 procent van de vrouwen tussen 18 en 39 jaar in een bepaalde week (bewust) naar pornografie.

Wat daar dan weer de consequenties van zijn, mag iedereen zelf bepalen.

Ronald Giphart staat met zijn column in elk nummer van KIJK. Deze tekst werd eerder gepubliceerd in KIJK 3/2016. Deze editie is hier nog online te bestellen.