Vojna kapoet! Met deze kreet lieten Russische soldaten hun Duitse tegenstanders in het voorjaar van 1945 weten dat het gedaan was met de oorlog. Tienduizenden Russen riepen dat te vroeg. Want hun leider Jozef Stalin moest en zou Berlijn in handen krijgen, en snel ook. Daarbij werd niet op een divisie meer of minder gekeken.
Om de vier meter staat een stuk geschut. In totaal zijn het er bijna negenduizend, waaronder houwitsers met een kaliber van 203 millimeter. Zeven miljoen granaten liggen klaar om afgevuurd te worden. Vanuit een goed gecamoufleerde commandopost op een heuvel kijkt maarschalk Georgi Zjoekov toe. Het is maandag 16 april 1945. Zeventig kilometer verderop ligt Berlijn.
Lees ook:
- Operatie Barbarossa: strijd zonder genade
- De dodenmars van Bataan
- Hoe vijf schoten de Kristallnacht inluidden
Om drie uur ’s ochtends barst het artilleriebombardement los. Zelfs ervaren Russische kanonniers schrikken van het lawaai dat geproduceerd wordt. Spoedig belemmert een dik gordijn van rook en stof het uitzicht. Daardoor valt Zjoekovs tweede overdonderingstruc in het water. Over een afstand van 30 kilometer heeft hij 143 zoeklichten laten plaatsen die de Duitse tegenstander het zicht op de oprukkende Russische eenheden moeten ontnemen. Maar zodra ze aanflitsen, valt hun licht op de rook en worden juist de Russen verblind. En als de infanteristen zich omdraaien, kijken ze recht in de schijnwerpers.
Alleen al tijdens de eerste dag van het offensief verschieten de Russen ruim 1,2 miljoen granaten. Het resultaat valt tegen. Een gevangengenomen Russische soldaat heeft de Duitsers verteld dat er een grote aanval op komst is. De Duitsers ontruimen vervolgens hun voorste linies, zodat veel granaten lege loopgraven en schuttersputjes treffen. Zodra de Russen de vrijwel ongeschonden stellingen daarachter bereiken, stuiten ze op hevig verzet. Bovendien moeten ze heuvelopwaarts vechten. Zjoekov wordt zenuwachtig en besluit nog voordat de infanterie een doorbraak geforceerd heeft zijn tanks in de strijd te gooien. Het leidt tot een chaos. Russen schieten op Russen. Alles en iedereen rijdt door elkaar. Russische jachtbommenwerpers bestoken ook de eigen eenheden.
De sleutel tot Europa
Pas na drie dagen bezwijken de Duitse linies. Voor Zjoekov betekent het oponthoud een streep door de rekening. Hij had gehoopt de verovering van Berlijn af te kunnen ronden op zondag 22 april: de geboortedag van Vladimir Iljitsj Lenin, de vader des vaderlands van de Sovjet-Unie. Lenins opvolger, Jozef Stalin, is zelfs voor een maarschalk geen man om ruzie mee te krijgen. Vanuit het Kremlin houdt hij zijn legerleiders scherp in de gaten. Op 8 maart heeft hij Zjoekov naar Moskou laten komen. Stalin beveelt hem met de voorbereidingen voor de aanval op Berlijn te beginnen. Dat verbaast Zjoekov nogal. In januari is het Rode Leger bliksemsnel van de rivier de Weichsel, halverwege Polen, naar de Oder opgerukt, nauwelijks 100 kilometer van Berlijn. Bij de plaats Küstrin heeft het op de westelijke oever van de Oder zelfs een bruggenhoofd gevestigd.
De hoofdstad van Hitlers Derde Rijk ligt voor het grijpen. Maar de Russen maken pas op de plaats. Door hun stormachtige opmars zijn er enorme gaten tussen de diverse legergroepen ontstaan. Dat is strategisch gezien riskant, zeker ook omdat de Duitsers aan de Russische rechterflank, langs de Oostzee, fanatiek weerstand bieden. De operatie om de Duitse troepen daar uit te schakelen, is nog in volle gang. Waarom wil Stalin dan nu plotseling toch een offensief in de richting van Berlijn?
De sluwe dictator vertelt Zjoekov niet dat Amerikaanse soldaten op 7 maart bij Remagen de Rijn zijn overgestoken. Maandenlang leek die rivier een onoverkomelijk obstakel voor de Amerikanen en de Britten. Stalin dacht tijd genoeg te hebben om Berlijn in handen te krijgen. En hij weet wat Karl Marx, de grondlegger van het communisme, ooit schreef: “Wie Berlijn bezit, bezit Duitsland. En wie Duitsland controleert, controleert Europa.”
Stalin acht de Amerikanen en de Britten heel goed in staat om Berlijn voor zijn neus weg te kapen. In de loop van maart groeit zijn wantrouwen verder. Duitse militairen geven zich massaal aan de westelijke geallieerden over, alsof ze de weg naar Berlijn vrij willen maken. Ook is Stalin bang dat de Duitsers een aparte vrede met de Amerikanen en de Britten zullen sluiten, zodat ze alles wat er nog van hun Wehrmacht over is tegen zijn strijdkrachten in kunnen zetten.
Haastwerk
Op 31 maart en 1 april vergadert Stalin met Zjoekov en diens grote rivaal, maarschalk Ivan Konjev. Hij laat een telegram voorlezen van de Russische vertegenwoordiger bij het hoofdkwartier van de Amerikaanse opperbevelhebber Dwight Eisenhower. Daarin staat dat de Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery vanuit het westen naar Berlijn op zal rukken en dat de Amerikaanse generaal George Patton de Duitse hoofdstad vanuit het zuidwesten aan zal vallen. “Kortom,” zegt Stalin, “wie gaat Berlijn veroveren, wij of de geallieerden?”
Maar in feite vraagt hij Zjoekov en Konjev: wie van jullie gaat Berlijn voor mij pakken? De voorbereidingen voor het Berlijn-offensief zijn enorm. Rond de 2,5 miljoen man, ruim 41.000 stukken geschut, 6250 tanks en 7500 vliegtuigen moeten in positie gebracht worden. En anders dan bij eerdere Russische operaties is het een kwestie van haastwerk. Half april staan drie legergroepen klaar. In het centrum, dus het dichtst bij Berlijn, bevindt zich Zjoekovs Eerste Wit-Russische Front.
Daartoe behoort ook het Achtste Gardeleger van generaal Vasily Tsjoejkov, de man die ruim twee jaar eerder bij Stalingrad voor een keerpunt in de oorlog heeft gezorgd. Zo’n 100 kilometer zuidelijker zal Konjev met zijn Eerste Oekraïense Front de Neisse oversteken en in noordwestelijke richting naar Berlijn oprukken. In het noorden moet het Tweede Wit-Russische Front van maarschalk Konstantin Rokossovski ervoor zorgen dat de Duitse legers daar zich niet met de Berlijn-operatie kunnen gaan bemoeien. Rokossovski is in alle opzichten een buitenbeentje. Tussen 1937 en 1940 heeft hij als ‘Poolse spion’ (zijn vader was een Pool) in een werkkamp gezeten. Verder oogt hij als een gentleman en springt hij een stuk minder onverschillig met zijn troepen om dan zijn collega’s doorgaans doen. Die hebben de gewoonte om elkaar na een veldslag te vragen “hoeveel potloden er vandaag gebroken zijn”.
Strafbataljons
Genadeloosheid kenmerkt het Rode Leger van hoog tot laag. De soldaten is geleerd de Duitsers, militairen en burgers, te haten. Hitlers Duitsland heeft de Sovjet-Unie aangevallen en er ongelooflijk huisgehouden, en zal daarvoor nu de prijs betalen. In de legerkrant De Rode Ster staan geregeld stukken van de schrijver Ilja Ehrenburg. Hij zegt daarin dingen als: “Tel niet de de dagen; tel niet de kilometers. Tel alleen het aantal Duitsers dat je doodt. Aarzel niet. Geef niet op. Dood ze.” In een ander artikel noemt hij Duitsland “die blonde heks”. Duitse vrouwen van alle leeftijden worden door Russische soldaten bijna routinematig verkracht, vaak in groepsverband. In legerrapporten worden de verkrachtingen ‘onzedelijke gebeurtenissen’ genoemd, maar niemand probeert er een einde aan te maken; ook niet als de soldaten zich aan bevrijde vrouwelijke dwangarbeiders uit eigen land vergrijpen. Plunderingen zijn aan de orde van de dag. Alles, zelfs onderdelen van huizen, wordt op karren gezet en naar het oosten gestuurd.
De gevreesde militaire inlichtingendienst SMERSJ (het acroniem voor smert sjpionam: ‘dood aan de spionnen’) is ondertussen druk bezig om in de gaten te houden dat niemand in het leger er vreemde politieke denkbeelden op nahoudt of de oorlogsinspanning saboteert. Bijna een miljoen soldaten en officieren belanden in de loop van de ‘Grote Vaderlandse Oorlog’ voor militaire rechtbanken. Daarvan worden er 400.000 naar zogenoemde strafbataljons gestuurd. Dat staat al bijna gelijk aan een doodvonnis. Tienduizenden anderen krijgen meteen de kogel.
Als het Russische offensief op 16 april eenmaal losbarst, boekt Konjev meteen veel meer vooruitgang dan Zjoekov. Zodra zijn leger de Neisse overgestoken is, jaagt hij zijn pantsereenheden op. Op 18 april steken ze ook de Spree over en op zaterdag 21 april wordt het kort daarvoor ontruimde hoofdkwartier van het Duitse leger in Zossen, 20 kilometer ten zuiden van Berlijn, bereikt. Diezelfde dag begint de zware artillerie van Zjoekovs leger de Duitse hoofdstad onder vuur te nemen. Tot het einde van de oorlog zullen er 1,8 miljoen granaten op ‘het hol van het fascistische beest’ worden afgeschoten.
Operatie Borodino
Met grote belangstelling volgt Stalin ook de rappe opmars van de Britten en vooral de Amerikanen. Voor het offensief heeft hij Zjoekov en Konjev op het hart gedrukt om Berlijn zo snel mogelijk te omsingelen. Niet zozeer om de Duitsers in te sluiten, maar om de westelijke geallieerden de toegang tot de stad te ontzeggen. Al op 18 maart hebben Amerikaanse jachtvliegers, in de veronderstelling dat ze tegen Duitsers aan het vechten waren, ten oosten van Berlijn zes Russische toestellen neergehaald. De Russen spreken van “criminele activiteiten van bepaalde individuen in de Amerikaanse luchtmacht”.
Op 24 april schieten Russische jagers een Amerikaans toestel neer. Moskou weigert zijn excuses aan te bieden. Een dag later staan Russische en Amerikaanse troepen bij het plaatsje Torgau, aan de Elbe, tegenover elkaar. Ditmaal wordt er niet geschoten; de soldaten schudden handen, gaan samen op de foto en wisselen cadeautjes uit.
Een van de redenen dat Stalin de Amerikanen buiten Berlijn wil houden, is het Kaiser Wilhelm Instituut in Dahlem, in het zuidwesten van de stad. Daar heeft zich een groot deel van het Duitse nucleaire onderzoek afgespeeld. Door het te plunderen hoopt Stalin aan materiaal te komen voor Operatie Borodino, de ontwikkeling van een Russische atoombom. Op woensdag 25 april vinden officieren van de NKVD (de voorganger van de KGB) er onder andere 3000 kilogram uraniumoxyde en 20 liter zwaar water. Maar aan het instituut verbonden geleerden als Werner Heisenberg en Otto Hahn (die nog in 1944 de Nobelprijs voor scheikunde heeft gekregen) zijn er dan al in westelijke richting vandoor gegaan en bevinden zich in handen van de Britten.
Ook op 25 april ligt er een rapport van NKVD-generaal Ivan Serov over de militaire situatie in Berlijn op Stalins bureau. Serov meldt dat er in de stad geen “serieuze permanente verdedigingswerken” zijn. “Als men het centrum nadert, zijn er enkele loopgraven, maar minder dan in andere steden die het Rode Leger ingenomen heeft.” En doordat het Duitse luchtafweergeschut uitgeschakeld is, hebben Russische vliegtuigen vrij spel boven de stad. Het hart van Berlijn wordt door zo’n 90.000 man verdedigd. Voor een groot deel zijn dat leden van de nazi-burgerwacht, de Volkssturm, dat wil zeggen slecht bewapende oudere heren en jongens van de Hitlerjugend. En er rijden nog slechts vijftig tot zestig bruikbare tanks rond. Maar er zitten ook geharde strijders tussen, zoals de SS’ers van de Franse Charlemagne-divisie. Niettemin hebben de Russen, die de stad aan alle kanten binnengedrongen zijn, tien keer zoveel soldaten. Stalin kan het zich zelfs veroorloven om Konjevs leger op 28 april terug te trekken en naar het nog door de Duitsers bezette Praag te sturen.
De laatste stormloop
Door de Russische propagandamachine wordt dat allemaal verzwegen. De verovering van Berlijn moet de geschiedenis ingaan als een heroïsche overwinning op een nog altijd levensgevaarlijke tegenstander. Merkwaardig genoeg heeft Stalin niet Hitlers kantoor, de Rijkskanselarij, als symbool van het nazibewind aangewezen, maar het parlementsgebouw, de Rijksdag. Dat wordt het doelwit van de laatste grote aanvalsgolf. Op maandag 30 april, kort nadat Hitler een kilometer verderop in de ‘Führerbunker’ een einde aan zijn allesverwoestende leven gemaakt heeft, beginnen drie infanterieregimenten hun stormloop. Acht uur lang vechten de Russen zich een weg naar het dak van het gebouw en plaatsen er de rode vlag van de Sovjet-Unie op.
De volgende dag meldt generaal Hans Krebs, die door Hitler vlak voor zijn dood tot chef van de generale staf is benoemd, zich met een witte vlag bij het hoofdkwartier van Tsjoejkov. Nadat hij verteld heeft dat Hitler niet meer in leven is, stelt Krebs een afzonderlijke vrede tussen de Duitsers en de Russen voor. Tsjoejkov wil er niets van weten. Ook een staakt-het-vuren wijst hij af. Alleen de onvoorwaardelijke overgave volstaat.
De Russen gaan door met het in puin schieten van Berlijn. Verschillende groepen Duitse soldaten doen nog uitbraakpogingen. De SS’ers weten dat ze geen schijn van kans hebben als ze door de Russen gevangen worden genomen. Ze vechten zich dood of laten zich vollopen met drank en plegen zelfmoord. Op 2 mei maakt generaal Helmuth Weidling, de stadscommandant van Berlijn, bekend dat de strijd voorbij is. Omdat de normale verbindingen niet meer functioneren, laat hij het bevel enkele keren via de radio en door geluidswagens omroepen. Als het schieten eenmaal ophoudt, is de stilte oorverdovend. Stalin heeft zijn zin: het Rode Leger staat in Berlijn. Bijna 80.000 frontoviki kunnen het niet navertellen. Ongeveer 750.000 zijn er gewond geraakt.
Dit artikel staat ook in de Tweede Wereldoorlog-special van KIJK.
Meer lezen? In de Tweede Wereldoorlog-special van KIJK nemen we je mee langs de meest opmerkelijke gebeurtenissen uit die periode. Bestel hem hier voor slechts €5,95.