Volgens de tienduizend-uur-regel kan iedereen de wereldtop bereiken, als hij of zij maar tienduizend uur oefent. Helaas, schrijft Ronald Veldhuizen: aanleg en talent doen er wel degelijk ook toe.
Blijf jezelf en doe je altijd je best. Zo kom je er wel, leerden we van de Disney-tekenfilms uit onze jeugd. Allemaal feelgood-kletspraat voor kinderen, zou je zeggen. Toch bestaan zulke mythes ook voor volwassenen.
De meest invloedrijke goeroe die ze verspreid, is misschien wel de Amerikaan Malcolm Gladwell. In zijn boek Uitblinkers verkondigt hij dat groot levenssucces voor iedereen haalbaar is, ongeacht afkomst of aanleg. Oefen tienduizend uur en je bereikt altijd de topklasse van een bepaalde vaardigheid. Van schaken op grootmeesterniveau tot topsport, rekent Gladwell voor uit wetenschappelijk onderzoek.
Tienduizend-uur-regel
Op het eerste gezicht lijkt die inmiddels beroemde tienduizend-uur-regel zo gek nog niet. Gladwell verklaart ermee waarom Canada zulke goeie hockeyers in huis heeft: al vanaf jonge leeftijd klokken Canadese kinderen de nodige hockeyuren. Logisch wel. Gladwell zegt ook dat Olympische medailles vaker aan atleten uit Kenia worden toegekend, niet omdat ze als Afrikanen aanleg hebben voor hardlopen, maar omdat het een typisch Keniaanse sport is waaraan kinderen hypervroeg beginnen. Dat zal best wat uitmaken.
Maar of aanleg en talent niets uitmaken, zoals Gladwell zegt, lijkt me verdacht. Het is de ultieme mind trick van zelfhulpgoeroes: doen alsof er voor succes geen onoverkomelijke barrières bestaan. De echte wereld is oneerlijker. Aanleg en talent doen er namelijk wel degelijk toe, wijst onderzoek uit.
Neem die Olympische topatleten. Zelfs wanneer een winnende hardloper níét uit Kenia komt, is het bijna altijd een Jamaicaan of Amerikaan van Afrikaanse origine. Die dragen namelijk iets vaker dan Europeanen het zogenoemde ‘sprint-gen’, dat officieel ACTN3 heet en de bouw van spiervezels bepaalt.
10 à 20 procent
En wat is er magisch aan tienduizend uur oefenen? Niets, concludeert psycholoog Brooke Macnamara na onderzoek bij duizenden sporters, schakers en muzikanten. Trainingsuren verklaren hooguit 10 à 20 procent van iemands prestaties. De andere 80 procent zit in aanleg en geluk. Trainen helpt dus wel, maar het verband is dunnetjes.
Tsja, balen: het leven is niet volledig maakbaar. Hooguit kun je er het beste van maken.
Deze column verscheen ook in KIJK 8/2016.