De zwarte piloten van Amerika

KIJK-redactie

17 juli 2014 16:00

Tuskegee Airmen

Raar maar waar: het Amerikaanse leger, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen onderdrukking en rassenhaat vocht, hield er zelf onfrisse ideeën op na. Zo werd algemeen aangenomen dat zwarten te dom en te laf waren om gevechtsvlieger te worden. De ‘Tuskegee Airmen’ rekenden overtuigend af met dit vooroordeel.

Augustus 1944: na de succesvolle landing op de stranden van Normandië, twee maanden eerder, staat nu ook een geallieerde invasie in Zuid-Frankrijk op het programma. Ter voorbereiding daarvan vinden luchtaanvallen plaats. Tijdens een van die acties wordt het toestel van de Amerikaanse luitenant Richard Macon door afweergeschut getroffen. Op slechts 70 meter boven de grond moet hij zijn parachute gebruiken. Macon overleeft dat wonderbaarlijk genoeg, valt in handen van de vijand en wordt afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp in de buurt van Frankfurt. Bij een verhoor daar krijgt hij te maken met een Duitse officier die vloeiend Engels spreekt. De man zegt tien jaar in de VS te hebben gewoond. Van Macon, die zwart is, wil de Duitser vooral weten waarom hij in hemelsnaam vecht voor een land dat zijn zwarte inwoners zo abominabel behandelt.

Hij heeft een punt. Halverwege de twintigste eeuw – tachtig jaar na de afschaffing van de slavernij – zijn zwarte Amerikanen nog steeds tweederangsburgers die op allerlei manieren worden gediscrimineerd. In het leger mogen zwarte soldaten bijvoorbeeld bijna alleen onderhoudswerk doen. Want: ongeschikt om te vechten, zo denkt het opperbevel.

Hoe kwam het dan toch zover dat Richard Macon en andere zwarte vliegers in 1944 zo’n belangrijke rol speelden voor Amerika? Het verhaal van de ‘Tuskegee Airmen’.

Dit is het begin van een artikel te vinden in KIJK 9/2014. Dit nummer ligt in de winkel van 24 juli tot en met 20 augustus. 

Meer informatie:

Beeld: Getty images